viernes, febrero 24, 2006

5. De keuze van een desktop achtergrond

De natuurlijke drang is om op zoek te gaan naar een afbeelding om zijn nieuwe desktop mee op te sieren (al werkte hij de laatste tijd op zijn oude laptop gewoon met saai windowsblauw op de achtergrond.) Maar zo’n fabrieksverse computer moet zo snel mogelijk gepersonaliseerd worden (al voelt hij een klein gevoel van onbehagen wanneer hij zich realiseert dat zijn harddisk met de proporties van een eindeloze prairie nooit meer zo fris, hoopvol leeg, zal zijn.) Dat is een moeilijke keuze. Instinctief zoekt hij naar afbeeldingen van Wong Kar Wai films. Tevergeefs. Een goede scan van de Loveless hoes is ook lastig te vinden. En dan vindt hij tussen wallpapers van slechte films de oplossing.



Een logische keuze in hoe het bepaalde voorliefdes combineert. Eenvoudig, zonder menselijke afbeelding. Solaris in onmiskenbaar jaren zeventig lettertype. Een mooie, mysterieuze afbeelding van een sterrenkaart die het kosmische met het mystieke combineert. En bovendien een van zijn favoriete films (de reserve-afbeelding is ook fantastisch: het oog van HAL uit 2001: A Space Odyssey.)

Het doet hem afdwalen. Waar komt die afbeelding eigenlijk vandaan? Een filmposter? Een uitermate briljante filmposter. Had je eigenlijk in de Sovjet-Unie filmposters? De films van Tarkovsky vindt hij altijd moeilijk te plaatsen in het leven in de Sovjet-Unie van de jaren zestig en zeventig…ze moeten zo radicaal anders zijn geweest, waardoor hij nooit helemaal snapt dat de films vertoont mochten worden. In zijn essaybundel bespreekt Tarkovsky een aantal brieven die hij regelmatig ontving van bioscoopgangers...mooie, ontroerende ontboezemingen van geraakte kijkers. Voorbij die dialoog dwaalt hij verder weg, verwonderd over dat haast buitenaardse, trage leven onder een communistisch regime.

domingo, febrero 19, 2006

4. Abe Duque @ Club 11

Eindelijk een keer naar Club 11 gegaan in het voormalige PTT-gebouw wat zoiets als de perfecte club blijkt te zijn. Werken alleen maar vriendelijke mensen. Er is een lange gang met graffiti, een lift (met electro als soundtrack) naar de elfde etage en dan loop je door het restaurant naar de dansvloer, die ruim is maar ook niet te groot. Belangrijk detail: in tegenstelling tot rockpodia loop je niet aan een kant vast waardoor de dansvloer niet constant in beweging is met zenuwlijers die er niets te zoeken hebben. Het is sowieso niet overdreven druk. Mooie grote projecties met gruizige films van de Amsterdamse havens. Het geluid helder en op een geciviliseerd niveau. En daar onder het uitzicht, een compleet beeld van Amsterdam bij nacht. Een club die je alleen denkt tegen te komen in een William Gibson verhaal. Japans. Vaak moet hij de neiging weerstaan om naar de stad toe te dansen. Een vreemde gewaarwording om dansen tot nu toe altijd een in zichzelf gekeerde bezigheid is geweest, iets dat je in een afgesloten wereld doet, waar gedachten niet kunnen ontsnappen. Nu volgen zijn ogen nachtbussen, vraagt hij zich af waar auto’s naar toe gaan op dit tijdstip.

(Abe Duque draait een puike set. Strak, met een hoog acidgehalte. En acid verveelt nooit, blijft immer mysterieus. Een goede mix van nieuwe tracks en sardonische klassiekers van Bam Bam (‘Where’s Your Child’), Phuture (‘Rise From Your Grave’) en Tyree (‘Video Crash’). Mooiste nummer van de nacht een extatisch opbouwende en opbouwende track met een subtiel saxofoonmotief in de stijl van ‘Hi-Tech Jazz’ (Galaxy 2 Galaxy) maar minimaler, dwingender en veel beter.)

miércoles, febrero 15, 2006

3. Haar (knippen van, ideaal)

Hij heeft van jongs af aan een hekel aan haar knippen. Zijn vader deed dat meestal met, terugblikkend, discutabele resultaten. Bovendien vindt hij dat hij toen langer haar had moeten hebben (ook al had hij daar als kind geen uitgesproken ideeën over). Later kwam hij er achter dan kappers teveel praten (zijn enige uitweg: voetbalpraat…helaas minder effectief bij kapsters en hij laat zich liever door vrouwen knippen, die wanneer ze goed zijn een beeld, een ideaal, nastreven.)

Hij laat zijn haar al jaren in een cyclus van 3 tot 5 maanden groeien. Er ontstaat tegen het einde een periode van ongeveer drie weken wanneer het “perfect” zit en daarna begint zijn gevecht tegen de wind en wildgroei van bakbaarden hem te ergeren.

Eigenlijk vindt hij dat mannen, een enkele uitzondering daargelaten, allemaal half lang haar moeten dragen. Een continuüm van de Klassieke Oudheid naar de Renaissance naar pre-Raphaelieten/Romantiek naar Rolling Stones naar Spacemen 3 naar Francesco Totti (zie foto). De aristocratische haardracht. Het mag echter onder geen beding over de schouders komen, een teken van primitiviteit.


Waarom eigenlijk kort haar? Zijn hypothese: het is een relatief recente (19e eeuwse?), Engelse uitvinding. Misschien Victoriaans al vermoedt hij dat het meer een product is van standaardisatieprocessen. Van het kostschoolregime en praktischer: lang haar als gevaar voor de coördinatie van de arbeider in de fabriek (wiens handen altijd vrij moeten zijn, de blik ononderbroken.)

martes, febrero 07, 2006

2. De hoes van Horses


De foto die nooit aan kracht zal inboeten. Dankzij de lichtval, zeker. Haar gezicht dat hij een, hem tot dan toe onbekende, schoonheid vond bezitten. De houding, vanzelfsprekend (hij vindt andere foto’s van dezelfde sessie altijd teleurstellend, onbewust denkt hij dat er niets anders heeft plaatsgevonden, er was niets buiten dat moment.) Maar vooral die kleren met als fascinerend detail de afgescheurde mouw (het detail, zoals de rare riempjes van Rimbauds hemd, die je kleding eruit doet springen, persoonlijkheid geeft.) Hij kocht vrij snel een tweede exemplaar om boven zijn bed te hangen. Drie afbeeldingen die hij identificeerde met mythologische vrouwelijkheid: Kate Bush (The Dreaming) als Athene, Béatrice Dalle als Aphrodite, Patti Smith als Hera.

Een tijd lang probeerde hij die look te benaderen (de man die een vrouw imiteert die een man imiteert), door allerlei elementen te verzamelen. Tot mislukking gedoemd als hij een perfecte imitatie zou nastreven maar daardoor ook weer resulterend in een eigen look. Bovendien liep hij rond met, wat hij later wanneer hij een Borussia Mönchengladbach 1973 shirt droeg, zou omschrijven als “lege tekens”. Verwijzingen die niemand herkent, het leefde alleen in zijn hoofd.


Wanneer hij in 1999 L’uomo vogue doorbladert ziet hij eindelijk iets vergelijkbaars. Milla Jovovich in Helmut Lang, zo moet hij eruit zien. Dat hij het pak nog vindt ook, voor de helft van de prijs, precies in zijn maat is zo’n toevalligheid dat het hem welhaast de normaalste zaak van de wereld leek (hij had in die periode sowieso een akelig instinct om zijn mode-obsessies te verwezenlijken.) Ook al heeft hij een pakkenlichaam realiseert hij met enige weemoed dat hij nooit de overweldigende cool (bij gebrek aan betere term? ) zal hebben wat dit soort mager androgyne vrouwen in pak uitstralen.

Het is natuurlijk de “vanzelfsprekendheid” dat het hem past als man (het geheim lijkt zich in de schouders te bevinden) die hem enigszins teleurstelt, hij wordt onderdeel van de deelverzameling man-in-pak, er is geen wrijving, geen mysterie. Jovovich/Smith is van een andere orde, er doemt ergens een afgrond van incompatibele codes op (een verstoring van sekse codes, te overbruggen in seksuele fantasie? Een verlangen dat hij vreemd genoeg nooit voor beide heeft gevoeld.)

viernes, febrero 03, 2006

1. Saint-Etienne 1976


Hij heeft langlopende obsessies. De meest intense zijn degenen waar hij steeds kleine beetjes informatie voor moet verzamelen om zo langzaam, jaar in jaar uit, een beeld te kunnen vormen. Bij voorkeur ligt het in het verleden (de jaren zeventig) en is het in het bezit van een tragisch element, iets waar hij zijn hoofd over kan breken. Daarom altijd Saint-Etienne. De eerste keer dat hij over Saint-Etienne las was als kind in een of ander boek van voetballegendes. Het lugubere verhaal van een fan van de club die zichzelf uit teleurstelling na de verloren finale van Glasgow met behulp van een vliegtuigmotor onthoofd. Een verhaal dat hij nog wel eens heeft getracht terug te vinden zonder er ook maar een spoor van te vinden (zijn herinnering die niet klopt? Hij heeft altijd een feilloos geheugen gehad voor macabere verhalen.)

Door de jaren heen vormt iets als liefde voor een club die hij nooit had zien spelen voorbij een enkele flits. Waar door de jaren heen sommige van zijn favoriete voetballers hebben gespeeld (Platini, Rep, Battiston, Genghini, Rocheteau) maar dat hij alleen verhaald kent. Bij foto’s fantaseert hij wedstrijden, een perfect voetbal. Het kan niet meer kapot gemaakt worden, het is mythologie. Wanneer zich dan eindelijk de mogelijkheid voordoet om de Europacup I finale van 12 mei 1976 te aanschouwen twijfelt hij even. Zal hij niet alles, zijn voorzichtig geweven web van woorden, beelden en fantasie kapot maken door de wedstrijd te zien? Zal Bayern München (waarom precies zij?) niet gewoon opeens terecht winnen? En moet je wel kijken als je weet wat er gaan gebeuren? Natuurlijk. Je weet immers ook dat Achilles zal sterven, je weet dat de Godenschemering gaat plaatsvinden.

De kleur van het beeld, het licht van een lenteavond in de jaren zeventig en dan ziet hij het groen van de shirts. Knallend. Le Coq Sportif (zie het contrast met die oerdegelijke Adidas shirts, zo saai als het voetbal van Bayern.) Het is lange tijd aftasten, Beckenbauer (alweer verwondert hij zich over zijn meesterlijke techniek en overzicht) heeft alles onder controle, maar Bayern is eigenlijk niet veel meer dan Der Kaiser en zijn negen dravende onderknuppels. Bij Saint-Etienne valt Oswaldo Piazza hem op, een boomlange Argentijn die steeds vanuit de verdediging mee komt aanvallen. Dan komen de kansen, eerst een paar kopballen die in het niet vallen bij de 34ste minuut.

Bathenay krijgt de bal op zo’n 25 meter afstand van het doel en zijn schot heeft een wonderbaarlijke curve die zowel de kijker als Sepp Maier compleet verrast. Maier staat, zoals dat heet, aan de grond genageld en kijkt hoe de bal buiten zijn bereik de onderkant lat raakt…en terug het veld in stuitert waar Revelli zo schrikt van de open kans dat hij slap in de handen van Maier kopt. De afstand van dertig jaar is plotseling verdwenen (hij heeft door de verrassing zichzelf in het haar gegrepen alsof hij naar een livewedstrijd kijkt.) Er volgen nog meer kansen, Santini kopt tegen de lat en dat is vragen om problemen. Wanneer de spelers met de rust het veld aflopen ziet hij een speler van Saint-Etienne een teleurgesteld gebaar maken. We hadden voor moeten staan.

Saint-Etienne maakt precies één fout. Piazza pakt de bal af van (de verder compleet onzichtbare) Müller die maar van ellende een schwalbe doet. Scheidsrechter fluit. Terwijl Saint-Etienne niet oplet met het muurtje opstellen legt Beckenbauer snel de bal neer en Roth schiet de bal loepzuiver langs Curkovic. Piazza blijft naar voren stormen maar Bayern is op een aspect superieur: het fysieke uithoudingsvermogen. De geblesseerde Rocheteau komt nog 8 minuten voor het einde in het veld en laat nog wat onnavolgbare dribbels zien. In de allerlaatste minuut krijgt Revelli nog een open schotkans maar hij schiet van vermoeidheid? paniek? recht op Maier af. En dan is het afgelopen. "Jammer, het is ook maar een voetbalwedstrijd", denkt hij, totdat hij tussen de feestende Bayern spelers, Christian Lopez het beeld uit ziet lopen, die zijn handen bij de mond houdt en zich realiseert wat ze uit handen hebben gegeven. Nog iets wat hij nooit heeft meegemaakt: wanneer Beckenbauer de beker in ontvangst neemt klinkt een massaal fluitconcert.

Het seizoen daarop laat Saint-Etienne op Anfield in de laatste vijf minuten een zekere kwalificatie voor de halve finale uit handen glippen waardoor hun tweede poging nooit zal plaatsvinden. Het latere elftal rond Platini is (ondanks een paar legendarische monsteroverwinningen, waaronder die 6-0 tegen PSV) te wispelturig om het in Europa ver te schoppen. Dan raakt ook de stad zelf in problemen. Manu France, voorheen shirtsponsor en als mijnbedrijf essentieel voor de werkgelegenheid in de regio, gaat failliet. Vrijwel direct na het vertrek van Platini naar Juventus raakt de club in een financieel schandaal betrokken waardoor alle goede spelers verkocht moeten worden. Saint-Etienne is sinds 1981 nooit meer kampioen geweest. In zekere zin bestaat de club niet meer.

Nu is alles zichtbaar en weet hij dat het onmogelijk is om nog zo’n mythologisch intensiteit te creëren rond voetbal. Er is geen afwezigheid meer om de fantasie, het verlangen, op te projecten. Bovendien zagen de shirts er toen mooier uit, waren voetballers cooler en was het spel zelf leuker, technischer zonder dat domme gedraaf wat tegenwoordig de norm is.

Als laatste altijd de vragen: hoe zag zijn 12e mei 1976 eruit? Een dag waar hij geen enkele bewuste herinnering aan bezit (heeft zijn vader die avond de wedstrijd gekeken? Heeft hij hem na het voorlezen gezegd: “ik ga straks een voetbalwedstrijd kijken?”) En altijd, altijd: hoe zou, niet alleen het voetbal, maar de wereld eruit zien als Saint-Etienne had gewonnen?

jueves, febrero 02, 2006

Intro

“De spiegel is immers een utopie aangezien het een plaatsloze plaats is. In de spiegel zie ik mijzelf waar ik niet ben, in een onwerkelijke ruimte die virtueel opent achter de oppervlakte; ik ben daar waar ik niet ben, een soort schaduw die mij mijn eigen zichtbaarheid schenkt, die mij in staat stelt mezelf te aanschouwen waar ik afwezig ben – een spiegel utopie.”

Michel Foucault, Des espaces autres