sábado, agosto 01, 2009
lunes, agosto 11, 2008
viernes, julio 25, 2008
99. Menorca
Twee jaar geleden ontviel hem een zucht toen hij de albumtitel Made In Menorca van Rekid voor het eerst onder ogen kreeg. Teveel associaties van geforceerde Balearische house nostalgie maar ook gewoonweg de makkelijke gedachte dat het eiland zelf een soort tweede hands Ibiza moest zijn. Maar net zoals hij zich prettig verbaasde over de muziek van die plaat moet hij inmiddels na een observatie van zeventien dagen zijn idee over Menorca (ooit het laatste Republikeinse bolwerk) zelf bijstellen. Heel vreemd dat dit soort half verborgen plekken nog bestaan. Dankzij een soort homeopathische dosis Brits toerisme en een vooruitziende ecologische blik in de jaren zeventig heeft Menorca in tegenstelling tot haar buren nog een eigen karakter behouden. Misschien heeft het er ook mee te maken dat je er met het vliegtuig lastiger komt dan je verwacht, zeker als kampeerder. Vreemde gewaarwording om dan op de camping te staan en niet ingebouwd te zijn door Nederlanders, om helemaal niet ingebouwd te zijn omdat de Spanjaarden meestal pas in augustus op vakantie gaan.
Voor het eerst in zijn leven voelde hij zich op zijn gemak om ongegeneerd op te gaan in de zonnecultus. Je gaat ook na verloop van tijd, dankzij wandelingen naar “verborgen” strandjes, langs ruige vegetatie waar biologen hun hele leven aan zouden kunnen wijden, onwerkelijk helder groen water, een achteloze lichaamsvertoning, een permanente uitnodiging om te zwemmen, geloven in een soort continuïteit van de 19e eeuwse Natur verering (er is een theorie die stelt dat Duitse emigranten de 20e eeuwse Californië ideologie hebben uitgevonden.) Hij werd geleegd en opnieuw herboren, vitaler en krachtiger, niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk, de ideeën voor verhalen leken met een zachte beweging van de wil zo uit de lucht te plukken.
Geen wonder dat vertrek dit keer ware tristeza inhield maar zomerse utopieën zijn nu eenmaal per definitie tijdelijk. De toegift verdiepte het gevoel alleen maar. In plaats van de gebruikelijke vluchtroute over La Rioja werd Madrid dit keer vanuit het zuidoosten benaderd waardoor hij gehypnotiseerd raakte door het steeds maar veranderende landschap van bergen, ingesleten rivieren, bossen, bruine velden, chaotische patronen…de blik uit een droom van een melancholische godheid.
lunes, junio 30, 2008
98. De Droom Gedroomd
“España, campeona de Europa. Suena raro, pero es así.”
“Spanje kampioen van Europa. Het klinkt raar, maar het is zo,” ware woorden waarmee de analyse van AS gisteren begon. Het blijft de dag erna een onwerkelijk gevoel. Het ging hem op een gegeven moment in die zenuwslopende dagen niet meer om persoonlijk plezier maar eigenlijk vooral nog om Spanje. Als Spanjaard van buitenaf ziet hij het land altijd als een afgeronde entiteit, wat van binnenuit veel lastiger schijnt te zijn. Dat even stomme als geniale spel moest iedereen een keer één laten voelen. Moest de reuzensprong in de moderniteit van Spanje complementeren.
Er is dus een maatschappelijke loutering en er is een voetbal-historische loutering. Een gevoel dat een kruis is afgelegd. De vloek die waarschijnlijk begon met Cardeñosa’s misser voor open doel op het WK 1978 en die sindsdien werd doorgegeven naar Arconada, Salinas, Eloy, Zubizarreta en culmineerde in het Schandaal van Zuid-Korea. Ook zij werden zondag eindelijk verlost. Nooit meer hoeft hij tegeltjeswijsheden aan te horen van “Spanje strandt altijd in de kwartfinale”, “ze worden teveel verdeeld door regionale belangen”, “het sterft altijd in schoonheid.” Nooit meer hoeft hij een wedstrijd van Spanje te kijken met die mengeling van hoop en zelfkastijding.
De sleutelwedstrijd was natuurlijk de kwartfinale tegen Italië. Terwijl hij tijdens de penaltyreeks naar bed ging omdat Spanje die toch nooit won, werden in één keer een drietal complexen geheeld: de cynische angstgegner Italië eindelijk op een toernooi verslagen, voor het eerst sinds 1984 een penaltyreeks gewonnen en eindelijk werd de kwartfinale weer eens overleefd. Maar dan volgt een nieuw terrein, dat van een mogelijkheid om een toernooi te winnen, om alle complexen te overwinnen. Dagen van zenuwen die hij nooit meer wil herleven (al merkte hij na de winst op Rusland dat er een element van verslaving in schuilt.) Talloze scenario’s die door het hoofd beginnen te spoken. Wint Duitsland niet altijd van de mooiere ploeg? Van Hongarije? Van Nederland? Van Frankrijk? Ging dit weer een 1974 worden? Nee, want spelers zijn veranderd, laten zich niet leiden door frustraties en geschiedenis, door zaken voorbij het voetbalveld. Totdat het eindsignaal klinkt en een paar spelers ruimte weten te maken voor verwijzingen, het grootse gebaar van reservedoelman Palop die het shirt van Arconada aantrekt, van Ramos die zijn overleden vriend Puerta niet vergeet. Heiligen, iconen, relikwieën.
Dan rest nog de voetbaltechnische vraag: waarom is dit Spanje kampioen geworden? De drie belangrijkste:
- Ervaring in buitenlandse competities. Spaanse voetballers waren tot voor kort, zoals de Spanjaard in het algemeen, naar binnen toe gekeerd. Zelden werd het geluk in een buitenlandse competitie beproefd en als het gebeurde liepen vooral de Italiaanse avonturen slecht af. Fàbregas en vooral Torres zijn in Engeland niet alleen andere, betere voetballers geworden, ze verruimen de blik van het Spaanse voetbal, zorgen ervoor dat de vervreemding niet, te laat, op het toernooi zelf wordt geconfronteerd.
- De afwezigheid van Raúl. Aragonés heeft het nooit willen uitspellen maar de reden waarom hij Raúl niet mee wilde nemen is niet dat hij over zijn hoogtepunt is maar dat zijn macht moest worden gebroken. Hij is als persoonlijkheid en leider te dominant. Dat was op het vorige EK al duidelijk geworden waar Raúl bovendien steeds de plek van de veel dynamischere Valerón innam en nu was het genoeg. En het werkte inderdaad. Er bleek opeens ruimte voor een jonge, enthousiaste ploeg met al veel ervaring maar zonder valse hiërarchie, die zich niet hoefde uit te sloven voor de glorie van een enkele speler.
- Marcos Senna. Beste speler van het toernooi en de speler die het Spaanse elftal altijd heeft gemist (is het dan toeval dat hij als zwarte genaturaliseerde Braziliaan van buitenaf kwam?) De defensieve middenvelder die kan voetballen, die zowel de verdediging helpt met het uitschakelen van sleutelspelers maar in tegenstelling tot bijna alle andere spelers van dit noodzakelijke maar vervelende type aanvallend mee kan komen. Het middenveld werd hierdoor een rhizoom. Geen klassieke Spelverdeler/Maarschalk meer die uitgeschakeld kan worden en waardoor het aanvalsspel stokt, al komt Xavi enigszins in de buurt. Maar wie door extra aandacht Xavi probeert uit te schakelen wordt overstroomd door de snelle combinaties van Silva, Iniesta en Senna.
domingo, junio 01, 2008
97. Wachtend op de EK-koorts
Uit de tijd dat wanneer je in het Oostblok moest voetballen een pak slaag kon verwachten (zeker als je zo knullig verdedigt.) Kwalificatiewedstrijd voor het EK '76: Polen - Nederland 4-1 (10-09-1975). Dat wat eigenlijk de finale in München ‘74 had moeten zijn. De naam van Lato is onder voetballiefhebbers meestal wel blijven hangen maar Polen zelf denken meestal met weemoed terug aan Kazimierz Deyna. Aanvoerder en spelverdeler met een naam als een poëet...en zo voetbalde hij dus ook.
Zo maar wat beelden uit lang vervlogen tijden om Juni als EK maand in te luiden. Spanje, Nederland of Rusland als kampioen zou leuk zijn maar het lijkt een vrijwel onmogelijke uitkomst. Het is gewoon te stil rond Duitsland, finaleplaats lijkt op sluipende wijze helaas alweer verzekerd (ook gezien een gunstig toernooischema.)
Zo maar wat beelden uit lang vervlogen tijden om Juni als EK maand in te luiden. Spanje, Nederland of Rusland als kampioen zou leuk zijn maar het lijkt een vrijwel onmogelijke uitkomst. Het is gewoon te stil rond Duitsland, finaleplaats lijkt op sluipende wijze helaas alweer verzekerd (ook gezien een gunstig toernooischema.)
domingo, mayo 25, 2008
96. Hoe nog links te zijn?
Een vraag die niet zozeer in hem opkomt vanwege de (media)aandacht voor 1968. Aandacht die geforceerd aanvoelt dankzij die arbitraire “het was veertig jaar geleden” verjaardag. Laat dat liever mysterieus en voorbij voorspelbare codes blijven, niet dood gediscussieerd worden, wegstopt op DVD, etc. Het is hem ook nog niet duidelijk of in de vaak positieve terugblikken iets van hoop gloort voor een keer van het tij (al dan niet vagelijk ingebed door de mogelijkheid van de Zwarte Kennedy) of spelletjes in nostalgie worden gebezigd en een hoofdstuk definitief afgesloten.
Maar wat is links zijn? Marxisme als idee, als theorie heeft hij nooit wat mee gehad. Te economisch, te snel een vervanging van het christendom geworden, slecht uitgewerkt utopisme met ‘de dictatuur van het proletariaat’ als tijdbom. Het Marxisme heeft ook onterecht het monopolie opgeëist van de progressieve politiek en dat heeft uiteindelijk fatale gevolgen gehad zoals Chris Marker in een later toegevoegde coda van zijn fenomenale Le fond de l’air est rouge (1977) stelt: het Nieuwe Links in zijn labyrintische zoektocht naar alternatieven werd ironisch genoeg als een van de grootste tegenstanders van de Sovjet-Unie in haar val meegesleurd.
Vervolgens STASI - Secret Rooms van Daniel en Geo Fuchs, een hypnotiserende collectie van foto’s van intact gebleven Stasi interieurs die duidelijk maakt dat een nieuwe progressieve politiek zich nooit een schuldgevoel moet laten aanpraten over de geschiedenis. Wat voor een experiment de DDR ook is geweest, het kan nooit de enige logische uitkomst zijn van alle progressieve politiek. De afwezigheid van mensen op de foto’s (met uitzondering van Honeckers bizarre anticharisma op portretten aan de muur) doet niet alleen je fantasie op hol slaan over wat er in de ruimtes gebeurde (de verveling, de wreedheid, de wanhoop) het dwingt je ook naar architectuur en structuur kijken, en dat is de autoritaire structuur, een architectuur die de angst voor vrijheid uitademt. Vrijheid die, niet als betekenisloze universele slogan maar als geëxplodeerde kleine, positieve vrijheden in de dagelijkse praktijk (dus niet vrijheid om anderen uit te buiten), de kern van een progressieve levensstijl zou moeten vormen.
Wat betekent na Markers uitputtende ontleding van links in de jaren zestig/zeventig zijn politieke voorkeur nog? Dat hij niet verder komt dan een bepaalde sympathie voor links, als abstractie. Want uiteindelijk kent hij een angst voor collectieven, de andere mens die maar tot op zekere hoogte kan worden vertrouwt. Stop een bepaald aantal mensen bij elkaar die zich winnaar voelen en binnen de kortste keren formuleren ze een beeld van buitenstaanders die, in verschillende gradaties, het leven zuur moet worden gemaakt. Zijn kleine politiek zal dan altijd een mengvorm zijn van anarchisme (de eeuwig sympathieke underdog van de politieke theorie) met Zen. Het streven naar uitdoving van zowel maatschappelijke als psychische autoriteit.
Na het bezoek aan FOAM fietste hij door de Spuistraat waarop een kraakpand triomfantelijke stond te lezen dat het 25 jaar gekraakt is. Met reden dus. Maar ook de vraag die in hem opkomt: waarom is het zo moeilijk om kleine alternatieven met rust te laten? Misschien niet dit specifieke geval dat waarschijnlijk met rust wordt gelaten als symbool van repressieve tolerantie? Een laatste symbool? Maar meer in het algemeen, het gevoel dat een op hol geslagen monster, een vreemde hybride van kapitalisme-zonder-cultuur en achterhaald monotheïsme, elk mogelijk alternatief opjaagt en vernietigt, zo niet met geweld dan wel door institutionalisering en een woud van regels. Hoe de tijdelijke utopie van rave is geneutraliseerd is een schoolvoorbeeld: eerst de harde hand om “illegale” feesten terug te slaan naar de infrastructuur van clubs en horeca, vervolgens de zachte hand van een nieuw kapitalisme met festivalimperiums en labellifestyles. Resultaat is dat de muziek klinkt zoals hij zou moeten klinken, maar de ervaring, de kern is leeggezogen.
Ursula Le Guin schiep met The Dispossessed (1974) waarschijnlijk het meest geloofwaardige model van een anarchistische utopie. Die in stand houden blijkt uit alles in de tekst is hard werk maar zelfs dat boek geeft nog een te positief beeld van de tegenstander: zelfs op een andere planeet zullen ze je in realiteit niet met rust laten, een alternatief gunnen. En dan is er nog het probleem dat, ver voordat je een planeet hebt gevonden, dit schrijven, een kritiek formuleren, al omgeven is van een duizelingwekkend netwerk van valkuilen, omkeringen en altijd de tegenwerping van hypocrisie omdat elk individu ingebed is talloze ketens van afhankelijkheid waar je onmogelijk zicht op kan bewaren.
Maar wat is links zijn? Marxisme als idee, als theorie heeft hij nooit wat mee gehad. Te economisch, te snel een vervanging van het christendom geworden, slecht uitgewerkt utopisme met ‘de dictatuur van het proletariaat’ als tijdbom. Het Marxisme heeft ook onterecht het monopolie opgeëist van de progressieve politiek en dat heeft uiteindelijk fatale gevolgen gehad zoals Chris Marker in een later toegevoegde coda van zijn fenomenale Le fond de l’air est rouge (1977) stelt: het Nieuwe Links in zijn labyrintische zoektocht naar alternatieven werd ironisch genoeg als een van de grootste tegenstanders van de Sovjet-Unie in haar val meegesleurd.
Vervolgens STASI - Secret Rooms van Daniel en Geo Fuchs, een hypnotiserende collectie van foto’s van intact gebleven Stasi interieurs die duidelijk maakt dat een nieuwe progressieve politiek zich nooit een schuldgevoel moet laten aanpraten over de geschiedenis. Wat voor een experiment de DDR ook is geweest, het kan nooit de enige logische uitkomst zijn van alle progressieve politiek. De afwezigheid van mensen op de foto’s (met uitzondering van Honeckers bizarre anticharisma op portretten aan de muur) doet niet alleen je fantasie op hol slaan over wat er in de ruimtes gebeurde (de verveling, de wreedheid, de wanhoop) het dwingt je ook naar architectuur en structuur kijken, en dat is de autoritaire structuur, een architectuur die de angst voor vrijheid uitademt. Vrijheid die, niet als betekenisloze universele slogan maar als geëxplodeerde kleine, positieve vrijheden in de dagelijkse praktijk (dus niet vrijheid om anderen uit te buiten), de kern van een progressieve levensstijl zou moeten vormen.
Wat betekent na Markers uitputtende ontleding van links in de jaren zestig/zeventig zijn politieke voorkeur nog? Dat hij niet verder komt dan een bepaalde sympathie voor links, als abstractie. Want uiteindelijk kent hij een angst voor collectieven, de andere mens die maar tot op zekere hoogte kan worden vertrouwt. Stop een bepaald aantal mensen bij elkaar die zich winnaar voelen en binnen de kortste keren formuleren ze een beeld van buitenstaanders die, in verschillende gradaties, het leven zuur moet worden gemaakt. Zijn kleine politiek zal dan altijd een mengvorm zijn van anarchisme (de eeuwig sympathieke underdog van de politieke theorie) met Zen. Het streven naar uitdoving van zowel maatschappelijke als psychische autoriteit.
Na het bezoek aan FOAM fietste hij door de Spuistraat waarop een kraakpand triomfantelijke stond te lezen dat het 25 jaar gekraakt is. Met reden dus. Maar ook de vraag die in hem opkomt: waarom is het zo moeilijk om kleine alternatieven met rust te laten? Misschien niet dit specifieke geval dat waarschijnlijk met rust wordt gelaten als symbool van repressieve tolerantie? Een laatste symbool? Maar meer in het algemeen, het gevoel dat een op hol geslagen monster, een vreemde hybride van kapitalisme-zonder-cultuur en achterhaald monotheïsme, elk mogelijk alternatief opjaagt en vernietigt, zo niet met geweld dan wel door institutionalisering en een woud van regels. Hoe de tijdelijke utopie van rave is geneutraliseerd is een schoolvoorbeeld: eerst de harde hand om “illegale” feesten terug te slaan naar de infrastructuur van clubs en horeca, vervolgens de zachte hand van een nieuw kapitalisme met festivalimperiums en labellifestyles. Resultaat is dat de muziek klinkt zoals hij zou moeten klinken, maar de ervaring, de kern is leeggezogen.
Ursula Le Guin schiep met The Dispossessed (1974) waarschijnlijk het meest geloofwaardige model van een anarchistische utopie. Die in stand houden blijkt uit alles in de tekst is hard werk maar zelfs dat boek geeft nog een te positief beeld van de tegenstander: zelfs op een andere planeet zullen ze je in realiteit niet met rust laten, een alternatief gunnen. En dan is er nog het probleem dat, ver voordat je een planeet hebt gevonden, dit schrijven, een kritiek formuleren, al omgeven is van een duizelingwekkend netwerk van valkuilen, omkeringen en altijd de tegenwerping van hypocrisie omdat elk individu ingebed is talloze ketens van afhankelijkheid waar je onmogelijk zicht op kan bewaren.
Etiquetas:
1968,
anarchisme,
Chris Marker,
DDR,
film,
fotografie,
Le Guin,
links,
Marxisme,
politiek,
Zen
sábado, mayo 17, 2008
95. Speeddenken
Een tijd geleden trok hij in de bibliotheek in een vlaag van nieuwsgierigheid L’Etre et le néant van Sartre uit de kast om het vol verbazing door te bladeren. Niet zo zeer vanwege bepaalde woorden, zinnen of redeneringen maar als wel de manier waarop pagina na pagina zonder alinea is volgeschreven. Even bizarre als intimiderende blokken tekst. Kortom, de schriftuur van een speedfreak. Dat deed hem vrijwel direct denken aan deze wonderlijke passage aangehaald door Michael Onfray in De Buik van de Filosoof over Sartre’s dagelijkse dieet:
“Twee pakjes sigaretten – Boyard van maïspapier – en talloze pijpen, gestopt met zware tabak; meer dan een liter alcohol – wijn, bier, brandewijn, whiskey, etc. –; tweehonderd milligram amfetaminen; vijftien gram aspirine; verscheidene grammen barbituraten, zonder de koppen koffie, thee en andere smering van zijn dagelijkse levensonderhoud mee te tellen.”
Wat hem weer doet denken: is er wel eens een geschiedenis van drugs en denken geschreven? Van Plato’s vermeende associatie met de Eleusinische mysteriën, via Hegel en koffie, Freud en cocaïne naar de 20ste eeuw met Benjamin en hasj, de wietplant van Foucault, Deleuze en LSD, de slaapmiddelenverslaving van Derrida tot Angelsaksische analytische filosofie en slappe thee. Er zijn wel voorzetten geweest met Derrida’s eigen La pharmacie de Platon, Sadie Plants Writing on Drugs en op onnavolgbare wijze Ronells Crack Wars maar nooit een systematische studie. Het soort boek waarvan je ooit hoopte dat Ian Penman het zou schrijven. Al is die notoir als bedenker van mogelijke, in plaats van schrijver van daadwerkelijke, boeken. De bovengenoemde Onfray is eigenlijk de aangewezen persoon om deze schaduwmaterie eens goed in kaart te brengen.
“Twee pakjes sigaretten – Boyard van maïspapier – en talloze pijpen, gestopt met zware tabak; meer dan een liter alcohol – wijn, bier, brandewijn, whiskey, etc. –; tweehonderd milligram amfetaminen; vijftien gram aspirine; verscheidene grammen barbituraten, zonder de koppen koffie, thee en andere smering van zijn dagelijkse levensonderhoud mee te tellen.”
Wat hem weer doet denken: is er wel eens een geschiedenis van drugs en denken geschreven? Van Plato’s vermeende associatie met de Eleusinische mysteriën, via Hegel en koffie, Freud en cocaïne naar de 20ste eeuw met Benjamin en hasj, de wietplant van Foucault, Deleuze en LSD, de slaapmiddelenverslaving van Derrida tot Angelsaksische analytische filosofie en slappe thee. Er zijn wel voorzetten geweest met Derrida’s eigen La pharmacie de Platon, Sadie Plants Writing on Drugs en op onnavolgbare wijze Ronells Crack Wars maar nooit een systematische studie. Het soort boek waarvan je ooit hoopte dat Ian Penman het zou schrijven. Al is die notoir als bedenker van mogelijke, in plaats van schrijver van daadwerkelijke, boeken. De bovengenoemde Onfray is eigenlijk de aangewezen persoon om deze schaduwmaterie eens goed in kaart te brengen.
Suscribirse a:
Entradas (Atom)