miércoles, marzo 29, 2006

9. Koortsdromen

Het is alsof door de kou van de afgelopen weken de lente, opgekropt, harder toeslaat. Dat betekent dat zijn allergie hem bijkans vloert. ’s Nachts wordt hij geplaagd door koortsdromen. Is er iets vreemder dan de constante drammerige herhaling in die droomtoestand, alsof je in droomflarden wordt omwikkelt? Een ware Sisyphus kwelling, die zich dit keer concentreert rond onoplosbare ambtelijke regeltjes (met een visueel detail dat hij helaas is vergeten.) Wanneer hij wakker wordt voelt hij zich bevrijd…letterlijk losgesneden.

(handig, toevallig was hij de laatste tijd bezig met een hernieuwde poging om Thé Au Harem d’Archimède van Villalobos te ontcijferen. Het is inderdaad koortsdroomhouse, niet prettig maar fascinerend, droge mentale doolhoven waaruit ontsnappen onmogelijk lijkt.)

domingo, marzo 19, 2006

8. Inosensu: Kôkaku kidôtai

Eigenlijk zocht hij de laatste tijd naar een manier om zijn science fiction interesse nieuw leven in te blazen en met de dubbele DVD-uitgave van Mamuro Oshii’s Ghost in the Shell films (deel 2 Innocence had hij nog niet gezien) staan zijn gedachten meteen in vuur en vlam…die heerlijke haast vallende gewaarwording van zenuwachtige gedachten, nieuwe mogelijkheden, enthousiasme herboren, niet alleen voor science fiction in het algemeen maar ook animé. Innocence ziet er natuurlijk prachtig uit, een orgastische explosie van visuele schoonheid…maar in slowmotion, het is een kalme film, zo kalm.



Hij houdt van dit soort films die een niemandsland opzoeken tussen popcultuur en intellectualiteit, Oshii laat zijn personages graag met citaten praten, en neemt het met plot niet zo nauw op (de bonus-DVD bevat een intrigerend interview met Oshii waarin hij stelt: “Ik denk dat het mooiste van science fiction is dat het je in staat stelt om verhalen te vertellen die iemands geest externaliseren door middel van beelden van landschappen, steden of een planeet.” En ook stelt dat mensen zich niet het verhaal van Blade Runner kunnen herinneren maar dat je de stadsgezichten, de schoonheid van de androïden nooit zal vergeten. ) Oshii heeft het vaak over Blade Runner en Innocence is ergens ook een remix van die film, stelt de vragen die Ridley Scott niet in staat was om te stellen (en wijselijk impliceerde) directer en gaat speels om met veel motieven uit die film…en het originele boek van Philip K. Dick. Scott kon weinig aan met de obsessie met dieren uit Do Androids Dream of Electric Sheep?, die Oshii hier ontroerend laat terugkeren in de relatie tussen Batô en zijn hond.



Teveel om in een keer te verwerken, dit is nu een film die je vaker moet zien. Maar ondertussen zet het hem wel terug op zijn oude Japan/animé pad. En zo kwam hij in een van zijn manische informatiezoektochten het werk van Koji Morimoto tegen, de wilde tegenhanger van Oshii en maker van de legendarische videoclip voor Ken Ishii’s ‘Extra’ (1995). Die is op deze fantastische site met Morimoto films te downloaden (DVDs van de man zijn schaars.) De echte vondst is echter Noiseman Sound Insect (1997), een 16 minuten durende film. Waanzinnig. Een schattige avant-garde. Het woord schattig lijkt een devaluatie maar laat er geen misverstand over bestaan: dit is wat hij verwacht van kunst. Zo wil hij fictie schrijven: kort, wild, futuristisch, indrukken in plaats van plot, intensiteit in plaats van dialoog…muzikaal.

viernes, marzo 10, 2006

7. Schrijven en Toeval

Het eerste boek dat hij openslaat nadat Sunn 0))) Paradiso heeft proberen omver te blazen is Norman O. Browns Love’s Body (een andere keer meer daar over), het hoofdstuk Fire waar hij net aan toe is en waar alles panklaar is om de ervaring Sunn 0))) te duiden, bijvoorbeeld:

“Set fire to the sacrifice. The sacrificial fire, the sacrificial food; the food is fuel. All things are food, are fire. The real prayer is to see this world go up in flames.”

Hij kan de loutere en uiteindelijk vrolijke ervaring van Sunn 0))) niet duiden als een puur negatieve (de helletocht, het hart van de duisternis, etc.) Zoals de groepsnaam suggereert stralen ze als een zon, wat eigenlijk beide combineert (Brown iets later: “The unity of life and death as fire.”) De zon (vuurbal) als brenger van leven en dodelijke straling, de hel die leven schenkt.

Wat hem er aan fascineert is hoe vaak hij, wanneer hij een stuk schrijft, precies een juiste zin, een perfect citaat vindt door schijnbaar op goed geluk een boek te openen. Vaak klinkt het gewoon juist, koestert hij zijn geluk en moet de lezer maar zijn connectie nabootsen en soms heeft hij het vermoeden waar ongeveer iets moois is te vinden wat hij al gelezen heeft. Of werkt hij door associatie: hij verzint de term Existentialistische Acid (voor Plastikmans Closer) en weet dat hij aan het einde van hoofdstukken in De Mythe Van Sisyphus iets zal moeten vinden dat van pas komt en net alles elegant verbindt.

sábado, marzo 04, 2006

6. Borussia Mönchengladbach – FC Köln 1973

Zijn fascinatie voor Borussia Mönchengladbach is ongeveer vijf jaar oud. In het computerspel Fifa 2000 bevond zich een deel met klassieke voetbalteams en opeens realiseerde hij zich wat een goed elftal dat moest zijn geweest. Wat hem fascineerde was het feit dat er veel spelers speelden die hij op verschillende wijze kende uit zijn kindertijd, een soort mistige herinnering aan de geboorte van voetbal. Stielike die bij Real Madrid de boel aanjoeg, Henning Jensen die bij Ajax speelde toen hij voor het eerst naar De Meer ging, Simonsen die bij Barcelona scoorde in de ECII finale tegen Standaard Luik, Bonhof die hem altijd bij is gebleven als een gave voetballer (had zijn vader hem dat verteld aan de hand van een van zijn Panini plaatjes van het WK1978?)

Eerder speelde daar Günter Netzer, die hij al langer interessant vond (immers de eerste grote aankoop van Real Madrid nadat in 1973 de grenzen voor buitenlandse voetballers werd geopend.) De voetballer waar je ook vaak beelden van ziet dankzij zijn glorieuze jaar met het West-Duitse elftal (de EK van 1972 en vooral Netzer in het groen, met karakteristieke lange haren die op Wembley Engeland voetballes geeft…dat moet hij Engelsen nageven, wanneer dat gebeurt vereren ze zulke spelers.)

Met wat leeswerk komt hij erachter dat Borussia Mönchengladbach werd beschouwd als de tegenhanger van Bayern München, een voetbalploeg die populair was onder het anti-establishment, (linkse) intellectuelen, de meer avontuurlijke voetballiefhebber (dit in tegenstelling tot Bayern: hautain, Beiers conservatief, orde en degelijkheid.) En niet onbelangrijk: ze hadden mooie shirts. Het spierwitte tenue van Borussia Mönchengladbach wordt aan het begin van de jaren zeventig zwaar beïnvloed door een typisch Duits modernistisch esthetiek. Eerst verschijnt een enkele groene en zwarte band die op vrij originele wijze over de linkerzijde van het shirt loopt. Vervolgens speelt de club rond 1973 in een van de vreemdste shirts ooit. Een witte basis met in het midden een groene streep daarnaast twee witte, gevolgd door twee zwarte (helaas verdwijnt dat shirt na 1975, wanneer ook shirtreclame in Duitsland zijn intrede doet.) Alles bij elkaar een cultclub.

Op Ebay schaft hij een DVD-kopie aan van de Duitse bekerfinale van 1973, want verhalen zijn leuk, hij wil de namen zien bewegen en niets schijnt te kunnen tippen aan deze wedstrijd (over het algemeen gezien als het hoogtepunt van het Duitse clubvoetbal.) Desondanks (en gelukkig maar) ook een wedstrijd met een beroemd verhaal. Dit was immers de laatste wedstrijd van Netzer voordat hij naar Real Madrid zou verhuizen. Daar stak trainer Hennes Weisweiler (die later ook bij Barça flinke problemen zou krijgen met Cruijff) echter een stokje voor. Verbitterd door de transfer van zijn beste speler, die bovendien aan vormverlies leed, zet hij Netzer op de bank.

Die wedstrijd doet zijn faam eer aan. Alweer verwondert hij zich over de schoonheid van het voetbal in die tijd. Al kan hij moeilijk de vinger leggen op het waarom. Er lijkt meer puur plezier in het voetbal zelf te zitten, er is geen cynisme. Het spel gaat heen en weer en men wil winnen door te scoren. De techniek is ook mooier en niemand belichaamt dat beter dan de grote verrassing: Wolfgang Overath van FC Köln. Niet minder dan een sublieme voetballer. Een zwervende middenvelder, statig, dominant en in het bezit van een traptechniek die nu niet meer bestaat, een kalme beweging die de bal een curve geeft en precies neerlegt bij een medespeler (na Netzer, Beckenbauer de definitieve negatie van de mythe van het Duitse voetbal als ploetervoetbal.) Het regent kansen, er wordt aan beide kanten gescoord, de keeper van Köln (overigens in prachtig zwart tenue met rode puntboorden) stopt met een katachtige reflex een penalty van Heynckes. Overath moet helaas geblesseerd het veld verlaten en in de hitte van die prachtige lentemiddag krijgen steeds meer spelers het moeilijk.


Er komt verlenging. Dan vindt het legendarische moment plaats. Netzer informeert bij Kulik of hij verder kan.Wanneer deze zegt dat hij er doorheen zit trekt hij zijn trainingspak uit. Het publiek begint te juichen. Netzer loopt langs Weisweiler het veld op en informeert hem: “Jetzt spiele ich.” Drie minuten later krijgt Netzer eindelijk de bal, net over de middenlijn. Hij draait, dribbelt geeft een pass op Bonhof die de bal meteen doorkaatst naar Netzer die is doorgesprint naar het strafschopgebied waar hij niet precies uitkomt met zijn stappen en dan maar met zijn mindere linkerbeen de bal ongenadig de kruising inschiet. Wat ook, ondanks nog wat flinke kansen over en weer, de beslissende treffer zal blijken te zijn.

Een verrijkende ervaring. Het sterkt hem niet alleen in de gedachte dat voetbal toen mooier was (op elk niveau) maar maakt de mythe niet kapot. Bovendien houdt hij van de kleine details en verrassingen. Zoals de ontdekking dat het matje al vroeg in de jaren zeventig zijn intrede had gedaan (voor bij de Keulse spelers lopen een paar proto-foute hardrockers rond.) Bij een hoekschop staan twee jonge mannen op de sintelbaan te lachen in vol jaren zeventig ornaat (leren jasjes, piekblouses, lang haar, teveel kleuren.) Iemand van de trainersstaf van Borussia Mönchengladbach rookt de hele wedstrijd zenuwachtig een pijp. En hij verbaast zich over het lichaam van Netzer, lang en breed, Duits atletisch, maar niet echt het lichaam van een voetballer. Meer een zwemmer?

Vooraf aan de wedstrijd vraagt de presentator aan studiogasten Netzer en Overath wie nu de beste voetballer was? Overath denkt natuurlijk dat Der Netzer ietsjes beter was maar Netzer komt met een curieus diplomatiek antwoord. Ik was de Prins van de Provincie, ik kon me alles permitteren maar mezelf aanpassen aan een nationaal team zoals Overath kon, had ik moeite mee en daarom was Der Wolfgang groter. De retorische bescheidenheid herbergt een ware grootsheid maar intrigerender is het welhaast utopische beeld van de Prins van de Provincie. Door velden scheurend in een Ferrari met zijn beeldschone vriendin, de avant-garde kunstenares Hannelore Girrulat (verantwoordelijk voor Netzers lange haar en dus voor een van de mooiste voetbalfoto’s aller tijden, de opname van de beslissende penalty op Wembley 1972 wanneer Netzer de bal via de paal naar binnen ziet gaan terwijl hij al juichend omhoog springt), naast hem, op weg naar zijn discotheek Lovers Lane. Daar breekt hij zich graag het hoofd over: wat voor muziek draaiden ze in godsnaam in die disco?