Aantekeningen voor de toekomst, zodat niet in een nostalgische bui dit WK wordt opgehemeld. Want het was een matig WK, iets beter dan 2002 maar met teveel slechte arbiters, saai voetbal, een dramatisch gebrek aan goede aanvallers en de vloek van het 4-5-1 systeem.
1. Oranje. Er werd van hem enigszins schertsend verwacht dat hij een essay zou schrijven over Oranje-onder-Balkenende, totdat JP bij de eerste de beste rustdag van het WK de lol van die analyse wegnam. Het wordt bijna te makkelijk. Je kan het zo invullen Oranje als metafoor voor het huidige Nederland: waar werken zonder reflexie het hoogste goed is geworden, waar we “wel normaal met elkaar moeten omgaan”, waar gezocht wordt naar geforceerd en achterhaalde ideeën van gemeenschap, waar saaiheid en degelijkheid een rustgevend gevoel geven, waar op creativiteit wordt neergekeken, waar agressie uit het niets verschijnt, het ontbreken van leiderschap een gevoel van richtingloosheid geeft en waar multiculturalisme wordt genegeerd. Waarom denk je dat ze in zo’n lelijke simulatie van een jaren vijftig shirt speelden? Kortom Nederland heeft een nieuwe jaren zestig/zeventig nodig, al was het maar op voetbalgebied. En hoe zoet is het dan om Frankrijk al multiculturele entiteit, waar niet om wordt gekeken naar een tot de islam bekeerde Ribery (stel je even het gezeik voor als Van Persie hetzelfde zou doen), zichzelf het toernooi in te zien vechten.
2. Spanje. Interessant dat K-punk het continu falen van Engeland analyseert als een soort verslaving aan verlies, want Spanje lijdt hier aan, in een misschien iets edelere, variant. Spanje speelde waarschijnlijk het mooiste en meest aanvallende voetbal van het toernooi en gaat dus weer eens aan schoonheid ten onder. Een pijnlijke observatie aan het begin van de tweede helft van de wedstrijd tegen Frankrijk: een angst sluipt het collectief in en die angst is een angst om te winnen. En toch, de as Casillas – Ramos – Fabregas – Torres kan alleen nog maar groeien en zeker drie toernooien mee. Alleen, wie verhaalt ze de mogelijkheid van een kampioenschap?
3. Brazilië. Je speelt in Nietzsche’s geboorteland. Iemand was ze vergeten te vertellen dat op dit continent God ze niet kan helpen. En de lange arm van de arbiter reikt gelukkig ook niet tot in het oneindige. Zelden moet er zo’n onsympathieke verzameling overhypte voetballers bij elkaar zijn gebracht. Voor Brazilië zijn is iets voor kinderen…en de makkelijkste meelopers die geloven in een mythologisch Brazilië. Een Brazilië waarvan het voetbal een levensfilosofie van onbezorgd genot spiegelt. Maar achter de façade van zondeloze seks, dans, zon en…uhm…modernistische architectuur leeft een wegrottende wereld van AIDS, corruptie en ultrageweld. En dat symboliseert dit Braziliaanse elftal veel beter. Bovendien teren ze al jaren op de schoonheid van het elftal van 1982, sinds het debacle van het WK 1990 spelen de kanaries so-Duitser-dan-Duits.
4. Argentinië – Mexico 2-1. Samen met de halve finale Italië – Duitsland de enige legendarische wedstrijd van het toernooi. Een moordend tempo, twee gelijkwaardige teams met liefde voor de bal, hard maar niet gemeen. Helaas voor Mexico zijn ze voorbestemd om in een zelfde tragische cyclus als Spanje te leven.
5. Riquelme. Fascinerende voetballer. In het bezit van een haast virale traagheid, wanneer hij de bal krijgt vertraagt de realiteit. Naast een prachtige traptechniek in het bezit van een trieste blik, een existentiële laag die maar weinig voetballers nog hebben. Maar het was vorig jaar tijdens de Confederations Cup al duidelijk dat Argentinië niet met Riquelme kampioen zou worden. Alles moet via hem gaan en het vermoeden rijst dat het spel hem eigenlijk niet zoveel interesseert, Riquelme’s relatie tot de bal is een soort bewegende spiegel of vriend en wat heeft winnen, verliezen in zo’n relatie te zoeken? Iedereen zag dat Pekerman in de wedstrijd tegen Duitsland cruciale blunders maakte met de wissels maar wat duidelijk werd is dat toen Riquelme niet meer in het veld stond en niet was vervangen door die andere spelverdeler Aimar, er teveel waterdragers in het veld stonden. Mascherano, Rodriguez en Gonzalez zijn aardige maar saaie voetballers, een door en door conservatieve structuur werd zichtbaar. Argentinië speelde opeens zonder hersens.
6. Pirlo. Pirlo is een ouderwetse Voetballer in de Van Hanegem “snelheid bestaat niet” zin. Kalm, de bal op prachtige wijze meteen onder controle, in het bezit van een heerlijke draaibeweging en pass. Hij heeft iets van een stoner, altijd rustig, verzonken in een eigen denkwereld en met cool lang haar. De halve finale tegen Duitsland was een meesterwerk van intelligent voetbal. Net dat sprankje hoop dat de pessimist nodig heeft.
7. De goal van Grosso. Wat is een favoriet doelpunt? Een mooie knal van afstand, een aanval over veel schijven? Of maakt het moment van scoren ook uit? Als totaalervaring is de 1-0 van Italië in de halve finale zijn favoriete doelpunt van het toernooi. Ja, het zoeken en het passje van Pirlo zijn geniaal, het in een keer met doorzwaaiend been aan de bal een krul geven om de keeper heen net zo, maar het gaat natuurlijk ook om het moment, het scoren van een prachtig doelpunt in de laatste minuut van een verlenging in de halve finale van het WK. Nog mooier wordt het door het juichen van Grosso, een verwijzing naar Tardelli aangevuld met een jongensachtige lach. Essentieel detail. Voor de complete ervaring is het Italiaanse commentaar nodig, dat nog mooier wordt na de 2-0, in wat in Italië inmiddels een legendarisch televisiemoment in wording is: Fabio Caressa en Beppe Bergomi die elkaar geëmotioneerd toeschreeuwen “Si va a Berlino! Andiamo a Berlino, Beppe!!!”
8. Zidane. Keizerlijk. In het totale bewustzijn dat het er niet meer toe doet kon hij eindelijk weer lekker voetballen. Net zo fascinerend als alle aannames, draaibewegingen, passjes waren de beelden van Zidane na een gewonnen wedstrijd, waar hij opeens leek te groeien, een voetbal Boeddha die zichzelf heeft geleegd en dan even…die lachende knipoog.
[schreef hij voor de finale]
Voetbal kent geen gerechtigheid, dat moet hij keer op keer ervaren en weer vergeten, anders is er niets aan. De finale werd door Zidane getransformeerd van een intrigerende, enigszins saaie, wedstrijd in iets uit De Gebroeders Karamazov, Underworld. Zoveel sporen. Napoleons terugkeer en definitieve verbanning (de kleedkamer als Elba, of beter Sint Helena.) Zidane was duidelijk de man van de wedstrijd nadat Frankrijk in de tweede helft de wedstrijd naar zich toe trok, bijna de winnende goal inkopt nadat hij eerst op sublieme wijze de 1-0 van de stip had gescoord. En dan wanneer je het niet meer verwacht wordt hij getroffen op zijn achillespees, niet de fysieke natuurlijk maar de mentale, de held gebeten door de grootste slang in voetbal. Want net als Achilles wordt Zidane achtervolgd door een vurig en onvoorspelbaar temperament. Het resulteert in een bizarre, bewuste zelfdestructie. Onvergetelijk omdat het pijn doet, omdat er een prachtig scenario klaar lag. De “wat als?” vragen steken meteen de kop op (al was het ook ergens een logische uitkomst van een reeks, langzaam, een voor een, vielen de Franse leiders –Viera, Henry- uit.)
Moralisten kunnen natuurlijk weer niet verder kijken dan “een laatste daad die alles tenietdoet”, beseffen niet de kracht, de wond van de tragedie…dit is Zidane, grootste voetballer sinds Platini, brenger van schoonheid. Hem is alles vergeven.
(vijf minuten na publicatie het nieuws dat Zidane tot speler van het toernooi is uitgeroepen. Dan toch een opgelucht gevoel dat er genoeg mensen zijn die in voetbal schoonheid boven moraal verkiezen.)