
Zoals altijd met Fellini, ondanks zijn grappen en grollen, een melancholische aangelegenheid: het Rome van zijn aankomst als jonge man is net zo goed verdwenen als het Rome van 1972. Dat wist hij dan ook prachtig te vangen in de redelijk beroemd geworden scène waar bij de aanleg van de metro een perfect geconserveerd Romeins huis wordt ontdekt. Al snel begint de toegestroomde lucht van de 20ste eeuw de felle kleuren van de fresco’s te vernietigen. Of is dat oppervlakte en is Rome uiteindelijk eeuwig? Een voortdurende organisatie van herrie, blikken, lust, vernieuwing, verlies, conservatie.
Fellini is ook een van de weinige filmers die een even flauwe als slimme grap van een modeshow voor priester- en monnikgewaden (de katholieke perversiteit van uiterlijk vertoon die je in Rome pas echt in zijn complete hoogmoed en mengsel van schoonheid/lelijkheid kan ondergaan) een sinistere ondertoon weet te geven die je daarna eigenlijk alleen nog in Lynch of Cronenberg tegenkomt.
(Wat hij zich na afloop afvraagt: is er een andere stad waar een zelfde film over gemaakt kan worden? Amsterdam: te klein en jong. Londen: zijn voorgeschiedenis weggebrand. Parijs: heel misschien. Of moet je oostwaarts gaan om een soortgelijke, eeuwige chaos te vinden: Istanbul, Caïro, Bombay?)