viernes, diciembre 29, 2006

41. Langzaam lezen

Een van die ideeën waar de tijd rijp voor is: een soort deep reading van Anti-Oedipus van Deleuze en Guattari. Ideaal: een pagina per dag. Een korte samenvatting schrijven, verwijzingen noteren, evenals vragen die worden opgeroepen, citaten die hem bevallen. Hij is bij voorkeur een luie lezer, lezen als drug waar weinig onderscheid is tussen theorie en literatuur: science<>fiction. En toch heeft hij soms een schuldgevoel over zijn leeshouding. Hij verzamelt wel citaten voor later gebruik (soms systematisch, soms vluchtig opgekrabbeld) maar het is lang geleden dat hij echt een boek heeft uitgeplozen (waarschijnlijk was de bundel Forget Baudrillard? tijdens zijn studie de laatste) of echt met een boek heeft geleefd (zoals Mille Plateaux wat zich daar zo goed voor leent, omdat je het expliciet “vrij” mag gebruiken.) Anti-Oedipus was het eerste boek dat in hem opkwam voor zo’n lezing (al zal de nieuwe Pynchon zich hier, zeker met een handige Wiki, ook voor lenen.)



Toen hij Anti-Oedipus aanschafte las hij het eerste hoofdstuk snel en vol enthousiasme uit om zijn concentratie te verliezen bij wat volgde. Teveel specifieke psychoanalyse, geen geduld (het laatste hoofdstuk heeft hij nog met een half oog uitgelezen zonder dat het veel indruk maakte.). Hij heeft het nooit een eerlijke kans gegeven. De laatste jaren heeft hij zich echter weer ingelezen in Freud en realiseerde hij zich dat een tekst als Anti-Oedipus effectief is te koppelen aan internet, waar elke verwijzing (naar bijvoorbeeld bepaalde patiënten van Freud) direct kan worden opgezocht. Daarom is Anti-Oedipus ook zo’n geschikte tekst, het is een kluwen die ontward dient te worden, het is een extraverte tekst, wat het makkelijker maakt voor dit project dan een andere kandidaat, het introverte Sein & Zeit. Andere boeken die hij heeft overwogen: De La Grammatologie, Das Kapital en Finnegans Wake…maar die kunnen wachten (heeft hij ook niet in de kast liggen), Anti-Oedipus heeft iets tijdigs als “introductie tot het non-fascistische leven” (Foucault in zijn sympathieke inleiding tot het boek.)

Na vijf pagina’s kan hij verzekeren dat het werkt, een langzaam kauwen op woorden en toegeven dat je met vragen blijft zitten na een passage, maar bewust bent dat je twijfelt. Als hij nu nog een keer voor elkaar kreeg om langzaam te eten…


41a

Ondanks een zekere pretentie van realisme is Anti-Oedipus zo abstract. Deleuze & Guattari lijken express langs concepten heen te praten. De enige manier waarop hij zich een voorstelling van bepaalde zaken kan maken is de muziek van Autechre. Ze gooien je ook in het diepe, je denkt een bepaalde voorkennis te missen totdat je er achterkomt dat een term als ‘antiproductie’ echt alleen door hen is gelanceerd (zonder enige definiëring.) Doet hem tijdens het lezen soms verzuchten of het nog enig nut heeft, enig raakvlek met zijn leven kent.

In een, wel zeer tijdige en handige, koortsdroom (en hij weet dat hij echt koorts heeft wanneer de droom zichzelf blijft herhalen) openbaart het hele Anti-Oedipus wereldbeeld zich opeens zo helder als een continue, onnavolgbare stroom van machines…vermoeiend en drukkend op een waanzinnige manier…het besef dat dit echt het schizofrene wereldbeeld is, onstuitbaar, zonder rustpunt of mogelijkheid van ontsnapping. Deleuze & Guattari worden ook het meest specifiek wanneer ze Henry Miller, D.H. Lawrence of Artaud opvoeren, in dat realiteitsniveau (visionair/ /extatisch/psychedelisch) opereren ze, zonder dat ze het in een praktijk durven te expliciteren (Michel Foucault ‘verraadde’ op vrolijke wijze een deel in zijn sublieme bespreking van Différence et répétition en Logique du sens door over allerlei drugs te babbelen, wat weer leidde tot Deleuze’s bezorgde voetnoot “wat zullen ze van ons denken?”) Hij kan niet ontsnappen aan het idee dat beide delen van Capitalisme et Schizophrénie een psychedelische fenomenologie vormen. Een uniek project dat altijd op zijn sympathie kan rekenen maar dat steeds verder van zijn leefwereld komt te staan.

domingo, diciembre 17, 2006

40. Wat betekenen de Romeinen voor ons?

Of welke Romeinen willen we zijn? De vraag die hem bezighoudt na voor het eerst in veertien jaar Satyricon (1969) te hebben gezien, wat eigenlijk zijn favoriete film van Fellini is, waar zijn hele droomcarnaval het beste aardt. Of het meest natuurlijk aanvoelt, het tijdperk dat dwergen, corpulente vrouwen en ongegeneerde lelijkheid zich zonder totale afkeuring in de openbare ruimte konden begeven (al moeten we niet te zelfverzekerd zijn: we weten niet hoe ze in de toekomst naar ons kijken.) Een intuïtief gevoel van authenticiteit overheerst in de film (Romeinen hadden er nog nooit zo uitgezien) dat onwerkelijk (droom/psychedelisch) wordt gemaakt: een film waarin zowel op gezette tijden vulgair Latijn wordt gesproken als zachte elektronische muziek op de achtergrond klinkt. Geen wonder dat Fellini het zijn science-fiction film noemde, science-fiction die niet over de toekomst, maar over het verleden handelde.



Hoe sixties zijn de Romeinen hier? Decadent zeker, in volle glorie, maar ook multicultureel, hyperesthetisch. Er is een onvermijdelijke overlapping tussen beide periodes en die is vooral te vinden in een pre-Christelijke seksualiteit, dat wat de Romeinen altijd een te benijden vrijheid geeft en heel even in de vorige eeuw weer de kop op stak. Daarom zal voorlopig ook geen film meer verschijnen met een erotisch object als Gitone. Waarschijnlijk was Petronius fragmentarisch overgeleverde tekst in die periode (na Godard, na L' Année dernière à Marienbad)
ook het makkelijkst te vertalen naar film, zeker aan de hand van haar grootste dromer, die heeft aangevoeld dat het nu of nooit was.



Satyricon is uniek, niet meer te herhalen. Een waanzinnig geslaagde mix van tijden en vormen, van realiteiten. Maar de Romeinen zijn dankzij Gladiator weer verhuisd naar Amerika en de onvermijdelijke obsessie met militarisme/imperialisme die dat inhoudt. Rome probeert iets subtieler een middenweg te bewandelen als Amerikaans/Europese samenwerking die eerder met Caligula compleet mislukte. Maar Rome blijft uiteindelijk te netjes, mist een bepaalde vrijheid. En dat is Fellini’s geheim/genie, de manier waarop hij amateurs, randfiguren, b-acteurs inzet waardoor er over en langs de gezichten iets rauws, onvoorspelbaars heerst. Het gebrek aan angst ook om een verhaal een vrije richting te geven: hoe verder van Rome de personages geraken hoe dieper in mythe en droom de film verzeild (de episodes van de vriendelijke Minotaurus, de ontvoering van de Hermafrodiet, de erectiestoornis genezende heks/oergodin) een prettige herinnering aan een “buiten” van Rome, nog zo’n wereld die is verdwenen.

miércoles, diciembre 13, 2006

39. Pinochet

“La sombra de Pinochet se fue," zoals een vrouw in Santiago opgelucht stelde. Gelukkig heeft hij nooit onder zo’n regime geleefd. Maar hij heeft wel de angst gekend (Chile was naast kernwapens en kraken een van die terugkerende thema’s in het Amsterdam van de jaren 70, die je zelfs als kind niet kon missen.) Pinochet, en dat is zijn macabere kracht, wist iets van een universele angst te scheppen. Niet zonder precedent (Nazi Duitsland heeft hem eigenlijk alles geleerd wat hij nodig had) maar het haalde een soort fascistische essentie uit een inmiddels stoffige zwart-wit geschiedenis naar het heden. Niet dat het een kleurenwereld was, zijn associatie bij Chile in die tijd was van een grijs land, schaduwen, en schier eeuwig durende nachten. Pinochet schiep zoiets als een ideale nachtmerrie, waar van de ene op de ander dag democratie verdampt, je van je bed gelicht kan worden, elke vorm van zelfbeschikkings, vrijheid, recht verdwenen is, je lichaam aan sadisten wordt overgedragen. Oh, het was de perfecte nachtmerrie.



Dat hij nooit echt is gestraft is jammer, zoals de miraculeuze mislukking van de aanslag van 1986 pijnlijk was. Maar er valt genoeg te vieren. Zijn erfenis ligt in duigen. De naam Pinochet is synoniem geworden voor een bepaald soort kwaadaardigheid, de misselijkmakende neoliberale mythe van “hij was zo goed voor de economie” is inmiddels ontkracht, Zuid-Amerika is linkser dan ooit en Chile lijkt een stabiel land geworden dat het verleden oprecht in de ogen probeert te zien. In die zin was het een moment om te koesteren dat een van zijn slachtoffers, een vrouw nog wel, hem postuum kleineerde door een staatsbegrafenis of nationale rouwdagen te weigeren. Het is een indirect licht van gerechtigheid dat de schaduw van Pinochet definitief wegjaagt.

(Alhoewel er natuurlijk wel wat valt te zeggen voor de actie van Francisco Prats, kleinzoon van de in 1974 vermoorde ex-generaal Carlos Prats, die geduldig in de rij is gaan staan om op de kist van Pinochet te spugen.)