miércoles, noviembre 28, 2007

75. De Lach en De Das

Er bestaat een bepaalde kritiek van deconstructivistas op de uiterst vermakelijke documentaire Derrida die stelt dat beelden van Derrida bij de kapper onnodig zijn terwijl de rest van de film zijn ideeën oppervlakkig behandelt. Ideeën moet je uit boeken halen, want wat hem juist fascineert voorbij tekst is het charisma van filosofen, de stijl, de kleine gebaren, de geprojecteerde imago’s. Het woordeloze, lang aangehouden beeld van Derrida’s haar dat geknipt wordt is zo treffend omdat het kapsel juist zo onderdeel is van het hele idee “Derrida”. Dat buitentekstuele aspect van denkers houdt hij erg van. Het begint al eigenlijk bij Empedocles die in de Etna springt om te bewijzen dat hij een god is (of briljant de boel heeft belazerd door zijn sandalen bij de rand neer te leggen) en loopt door tot de Wachowski broeders die Baudrillard vragen of hij mee wil werken aan deel twee van The Matrix (Baudrillard zag de bui blijkbaar hangen en weigert beleefd omdat hij naar eigen zeggen meer van Mullholland Drive houdt.)

Zo zou hij graag de lach van Nietzsche een keer hebben willen horen. Dat zit er natuurlijk niet in maar de raspende lach van Deleuze is een goede vervanger (waarschijnlijk omdat het zo’n mooie conclusie is van zijn korte, poëtische irritatie.)



Beelden die overigens onderdeel zijn van het televisieprogramma L'abécédaire de Gilles Deleuze uit 1988 waar Deleuze met Claire Parnet in acht uur het alfabet afloopt en zo allerhande gespreksthema’s tegenkomt. Op het moment leest hij Dialogen en ziet plotseling dat Deleuze het boek samen met Parnet schreef (de interviewstem van Parnet wordt in de tekst heel interessant versmolten tot een monoloog waarin Deleuze overigens af en toe een ontzettende hippie blijkt te zijn in hoe hij Dylan goedkeurend citeert en zijn voorliefde voor Kerouac en Castaneda etaleert.)

Ook intrigerend, de entree van Jacques Lacan bij een conferentie in Leuven 1972. Anderhalve minuut die meteen de faam van Lacan als showman waarmaakt dankzij die gekreukelde sigaar en dat overhemd met bijbehorende das. Het gehannes met de microfoon maakt hij daar al meteen een punt? Genoeg, want jezelf dat afvragen is al in het spinnenweb Lacan verstrikt raken. Overigens wel een mooie verstrooide stilte.
Al jaren snuffelt hij heel voorzichtig aan Lacan en vlucht dan snel naar veilige stellingen. Mensen die Lacan prominent gebruiken vertrouwt hij nooit (en mensen die Deleuze naadloos kunnen napraten overigens ook niet…het voelt als een vorm van intimidatie, spierbaldenken.) Laatst bladerde hij toevallig in de bibliotheek door Filip Buekens kritische ontleding van Lacans denken, Proefvlucht in het Luchtledig, en de toon van het boek beviel hem erg, een goed arsenaal om je mee te wapenen. Al klinkt wapenen al te agressief, want er is een positionering van Lacan die hem bevalt: als surrealistische dichter/performance kunstenaar (op een of andere manier blijft het in zijn ogen een essentieel feit dat Lacan samen met Dali, Gide en Breton aanwezig was bij de eerste voordracht van Ulysses.) Dat schept de juiste afstand.

miércoles, noviembre 21, 2007

74. ISBN

Droomstof heeft eindelijk een ISBN toegekend gekregen. Dat betekent natuurlijk dat het boek in elke boekhandel te bestellen is zonder het relatieve gehannes met creditcards of paypal. Maar voor hem is het belangrijkste aspect dat het boek nu richting het Depot van Nederlandse Publicaties van de Koninklijke Bibliotheek gaat. Droomstof is daarmee blijvend deel van het collectieve erfgoed van Nederland. Blijvend tot de mens uitsterft of, wat waarschijnlijk eerder zal gebeuren, het Nederlands verdwijnt.

Ten tweede heeft hij tijdens de Subjectivisten blackout, waar de website door de vriendelijke provider werd “gewist” zijn eigen archief doorgewerkt en een selectie teksten gebundeld tot Toekomstdagen 2002-2007. Vreemd om die teksten als continue entiteit van papier in handen te hebben. Overigens ook als gratis PDF te downloaden (net als Droomstof.)

viernes, noviembre 16, 2007

73. Punctum: tussen boek en vrouwenlichaam



De term punctum, met zijn associaties van prikken, steken, kleine verwondingen, heeft wat hem betreft altijd een erotische lading gehad. Deze foto van Naomi Watts is een perfect voorbeeld, het is niet Watts lichaam dat de aandacht trekt maar de boeken op de bijzettafel (hetzelfde effect wat de foto van Anna Karina hieronder bewerkstelligd.) In die zin wordt punctum iets van een fetisj, de erotiek van het boek in de nabijheid van het vrouwenlichaam (de foto vond hij overigens op een site die gespecialiseerd is in de fetisj vrouwen die poseren met hun handen op hun heupen, intrigerend en ook wel begrijpelijk -echo’s van de moeder die haar autoriteit toont- maar wel uiteindelijk studium, onderdeel van een vaststaand repertoire klassieke fotografische poses. Het punctum van het boek is achteloos.) Maar het mag niet een willekeurig boek zijn. Het punctum smelt weg als het lichaam zich aantrekt tot, zeg maar, Kluun. Boeken over cinema of architectuur, existentialisten, sociologie, Barthes, Dostojevski, Kafka, The Names of Players, de juiste science fiction, alles wat Frans en tussen Baudelaire en Proust in is geschreven, vormen het noodzakelijk persoonlijke aspect van dit punctum.

lunes, noviembre 12, 2007

72. Godard

Nadat hij destijds Masculin féminin: 15 faits précis halverwege had uitgezet leek Jean-Luc Godard een afgesloten hoofdstuk. Een vergissing. De afgelopen weken heeft hij in rap tempo een aantal blinde vlekken uit de gouden periode van Godard opgevuld, waarbij elke film hem zo enthousiasmeert dat hij meteen de volgende opzoekt.



Van Bande à part (1964) naar Le Mépris (1963), gevolgd door Made in U.S.A. (1966) en La Chinoise (1967). Allemaal overvloeiend met ideeën, brutale vondsten, doodlopende wegen. Wat hem, sinds hij als niet vermoedende student Week-End voorgeschoteld kreeg, nog steeds op directe wijze raakt is het speels breken met de “hallucinatie” van film (er is niets charmanter dan Anna Karina die je als kijker even een knipoog geeft), de kleur van de films (het maakt niet uit wat: de geverfde deuren in La Chinoise, de jurken van Karina in Made in U.S.A., Capri in Le Mépris) en het gebruik van tekst.



Het tekstuele (de slogans, de literaire citaten, de neon teksten, de taperecorders die politieke traktaten houden) heeft iets opwindends, een invasie van woorden die blijvend inspirerend is. Het is de kick van het door elkaar schudden van conventies, grenzen zonder angst doorbreken, het inzien van oneindige mogelijkheden die hem ook haast miraculeus geneest van een sluimerend gebrek aan inspiratie. Wijze les: wanneer je de weg kwijt bent, meteen terugkeren naar die briljante poel van ethisch en esthetisch superieure ideeën (1958 – 1969, of baken het naar eigen inzicht af.)