viernes, diciembre 29, 2006

41. Langzaam lezen

Een van die ideeën waar de tijd rijp voor is: een soort deep reading van Anti-Oedipus van Deleuze en Guattari. Ideaal: een pagina per dag. Een korte samenvatting schrijven, verwijzingen noteren, evenals vragen die worden opgeroepen, citaten die hem bevallen. Hij is bij voorkeur een luie lezer, lezen als drug waar weinig onderscheid is tussen theorie en literatuur: science<>fiction. En toch heeft hij soms een schuldgevoel over zijn leeshouding. Hij verzamelt wel citaten voor later gebruik (soms systematisch, soms vluchtig opgekrabbeld) maar het is lang geleden dat hij echt een boek heeft uitgeplozen (waarschijnlijk was de bundel Forget Baudrillard? tijdens zijn studie de laatste) of echt met een boek heeft geleefd (zoals Mille Plateaux wat zich daar zo goed voor leent, omdat je het expliciet “vrij” mag gebruiken.) Anti-Oedipus was het eerste boek dat in hem opkwam voor zo’n lezing (al zal de nieuwe Pynchon zich hier, zeker met een handige Wiki, ook voor lenen.)



Toen hij Anti-Oedipus aanschafte las hij het eerste hoofdstuk snel en vol enthousiasme uit om zijn concentratie te verliezen bij wat volgde. Teveel specifieke psychoanalyse, geen geduld (het laatste hoofdstuk heeft hij nog met een half oog uitgelezen zonder dat het veel indruk maakte.). Hij heeft het nooit een eerlijke kans gegeven. De laatste jaren heeft hij zich echter weer ingelezen in Freud en realiseerde hij zich dat een tekst als Anti-Oedipus effectief is te koppelen aan internet, waar elke verwijzing (naar bijvoorbeeld bepaalde patiënten van Freud) direct kan worden opgezocht. Daarom is Anti-Oedipus ook zo’n geschikte tekst, het is een kluwen die ontward dient te worden, het is een extraverte tekst, wat het makkelijker maakt voor dit project dan een andere kandidaat, het introverte Sein & Zeit. Andere boeken die hij heeft overwogen: De La Grammatologie, Das Kapital en Finnegans Wake…maar die kunnen wachten (heeft hij ook niet in de kast liggen), Anti-Oedipus heeft iets tijdigs als “introductie tot het non-fascistische leven” (Foucault in zijn sympathieke inleiding tot het boek.)

Na vijf pagina’s kan hij verzekeren dat het werkt, een langzaam kauwen op woorden en toegeven dat je met vragen blijft zitten na een passage, maar bewust bent dat je twijfelt. Als hij nu nog een keer voor elkaar kreeg om langzaam te eten…


41a

Ondanks een zekere pretentie van realisme is Anti-Oedipus zo abstract. Deleuze & Guattari lijken express langs concepten heen te praten. De enige manier waarop hij zich een voorstelling van bepaalde zaken kan maken is de muziek van Autechre. Ze gooien je ook in het diepe, je denkt een bepaalde voorkennis te missen totdat je er achterkomt dat een term als ‘antiproductie’ echt alleen door hen is gelanceerd (zonder enige definiëring.) Doet hem tijdens het lezen soms verzuchten of het nog enig nut heeft, enig raakvlek met zijn leven kent.

In een, wel zeer tijdige en handige, koortsdroom (en hij weet dat hij echt koorts heeft wanneer de droom zichzelf blijft herhalen) openbaart het hele Anti-Oedipus wereldbeeld zich opeens zo helder als een continue, onnavolgbare stroom van machines…vermoeiend en drukkend op een waanzinnige manier…het besef dat dit echt het schizofrene wereldbeeld is, onstuitbaar, zonder rustpunt of mogelijkheid van ontsnapping. Deleuze & Guattari worden ook het meest specifiek wanneer ze Henry Miller, D.H. Lawrence of Artaud opvoeren, in dat realiteitsniveau (visionair/ /extatisch/psychedelisch) opereren ze, zonder dat ze het in een praktijk durven te expliciteren (Michel Foucault ‘verraadde’ op vrolijke wijze een deel in zijn sublieme bespreking van Différence et répétition en Logique du sens door over allerlei drugs te babbelen, wat weer leidde tot Deleuze’s bezorgde voetnoot “wat zullen ze van ons denken?”) Hij kan niet ontsnappen aan het idee dat beide delen van Capitalisme et Schizophrénie een psychedelische fenomenologie vormen. Een uniek project dat altijd op zijn sympathie kan rekenen maar dat steeds verder van zijn leefwereld komt te staan.

domingo, diciembre 17, 2006

40. Wat betekenen de Romeinen voor ons?

Of welke Romeinen willen we zijn? De vraag die hem bezighoudt na voor het eerst in veertien jaar Satyricon (1969) te hebben gezien, wat eigenlijk zijn favoriete film van Fellini is, waar zijn hele droomcarnaval het beste aardt. Of het meest natuurlijk aanvoelt, het tijdperk dat dwergen, corpulente vrouwen en ongegeneerde lelijkheid zich zonder totale afkeuring in de openbare ruimte konden begeven (al moeten we niet te zelfverzekerd zijn: we weten niet hoe ze in de toekomst naar ons kijken.) Een intuïtief gevoel van authenticiteit overheerst in de film (Romeinen hadden er nog nooit zo uitgezien) dat onwerkelijk (droom/psychedelisch) wordt gemaakt: een film waarin zowel op gezette tijden vulgair Latijn wordt gesproken als zachte elektronische muziek op de achtergrond klinkt. Geen wonder dat Fellini het zijn science-fiction film noemde, science-fiction die niet over de toekomst, maar over het verleden handelde.



Hoe sixties zijn de Romeinen hier? Decadent zeker, in volle glorie, maar ook multicultureel, hyperesthetisch. Er is een onvermijdelijke overlapping tussen beide periodes en die is vooral te vinden in een pre-Christelijke seksualiteit, dat wat de Romeinen altijd een te benijden vrijheid geeft en heel even in de vorige eeuw weer de kop op stak. Daarom zal voorlopig ook geen film meer verschijnen met een erotisch object als Gitone. Waarschijnlijk was Petronius fragmentarisch overgeleverde tekst in die periode (na Godard, na L' Année dernière à Marienbad)
ook het makkelijkst te vertalen naar film, zeker aan de hand van haar grootste dromer, die heeft aangevoeld dat het nu of nooit was.



Satyricon is uniek, niet meer te herhalen. Een waanzinnig geslaagde mix van tijden en vormen, van realiteiten. Maar de Romeinen zijn dankzij Gladiator weer verhuisd naar Amerika en de onvermijdelijke obsessie met militarisme/imperialisme die dat inhoudt. Rome probeert iets subtieler een middenweg te bewandelen als Amerikaans/Europese samenwerking die eerder met Caligula compleet mislukte. Maar Rome blijft uiteindelijk te netjes, mist een bepaalde vrijheid. En dat is Fellini’s geheim/genie, de manier waarop hij amateurs, randfiguren, b-acteurs inzet waardoor er over en langs de gezichten iets rauws, onvoorspelbaars heerst. Het gebrek aan angst ook om een verhaal een vrije richting te geven: hoe verder van Rome de personages geraken hoe dieper in mythe en droom de film verzeild (de episodes van de vriendelijke Minotaurus, de ontvoering van de Hermafrodiet, de erectiestoornis genezende heks/oergodin) een prettige herinnering aan een “buiten” van Rome, nog zo’n wereld die is verdwenen.

miércoles, diciembre 13, 2006

39. Pinochet

“La sombra de Pinochet se fue," zoals een vrouw in Santiago opgelucht stelde. Gelukkig heeft hij nooit onder zo’n regime geleefd. Maar hij heeft wel de angst gekend (Chile was naast kernwapens en kraken een van die terugkerende thema’s in het Amsterdam van de jaren 70, die je zelfs als kind niet kon missen.) Pinochet, en dat is zijn macabere kracht, wist iets van een universele angst te scheppen. Niet zonder precedent (Nazi Duitsland heeft hem eigenlijk alles geleerd wat hij nodig had) maar het haalde een soort fascistische essentie uit een inmiddels stoffige zwart-wit geschiedenis naar het heden. Niet dat het een kleurenwereld was, zijn associatie bij Chile in die tijd was van een grijs land, schaduwen, en schier eeuwig durende nachten. Pinochet schiep zoiets als een ideale nachtmerrie, waar van de ene op de ander dag democratie verdampt, je van je bed gelicht kan worden, elke vorm van zelfbeschikkings, vrijheid, recht verdwenen is, je lichaam aan sadisten wordt overgedragen. Oh, het was de perfecte nachtmerrie.



Dat hij nooit echt is gestraft is jammer, zoals de miraculeuze mislukking van de aanslag van 1986 pijnlijk was. Maar er valt genoeg te vieren. Zijn erfenis ligt in duigen. De naam Pinochet is synoniem geworden voor een bepaald soort kwaadaardigheid, de misselijkmakende neoliberale mythe van “hij was zo goed voor de economie” is inmiddels ontkracht, Zuid-Amerika is linkser dan ooit en Chile lijkt een stabiel land geworden dat het verleden oprecht in de ogen probeert te zien. In die zin was het een moment om te koesteren dat een van zijn slachtoffers, een vrouw nog wel, hem postuum kleineerde door een staatsbegrafenis of nationale rouwdagen te weigeren. Het is een indirect licht van gerechtigheid dat de schaduw van Pinochet definitief wegjaagt.

(Alhoewel er natuurlijk wel wat valt te zeggen voor de actie van Francisco Prats, kleinzoon van de in 1974 vermoorde ex-generaal Carlos Prats, die geduldig in de rij is gaan staan om op de kist van Pinochet te spugen.)

jueves, noviembre 30, 2006

38. Linkshandigheid

Terug naar de spiegel uit de introductie. Het spiegelbeeld tijdelijk demedialiseren. Linkshandigheid. Hij voelt een directe sympathie voor andere linkshandigen (het enige fysieke kenmerk samen met lengte, in het 1,80 – 1,95 meter gebied, dat directe sympathie bij hem oproept.) Een van die makkelijke uitingsvormen van het narcisme van kleine verschillen, echter een waar je zelden over spreekt. Of beter het is iets wat ter sprake komt wanneer je begint te schrijven en vervolgens langzaam wegebt. Dan ben je al bewust ingedeeld als minderheid, met zijn nadelen (de verschrikkelijke inktvegen) en subtiele voordelen (tennis, honkbal en de ongrijpbare hand-oog coördinatie van de linkshandige.) Een kleine cultus, zwijgzaam, een korte glimlach bij wederzijdse herkenning (wat valt er verder nog te bespreken?) met voor wie er gevoelig is een duistere sympathy for the devil cool. Want je hebt zoals de Italianen zeggen een mano sinistra, immers:

“Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is.” (Mattheüs 25: 32-34)

sábado, noviembre 11, 2006

37. Roma (1972)

Zo worden ze echt niet meer gemaakt. Compleet compromisloze wervelstormen van films, geen plot, de stad als autobiografie, alleen maar intensiteiten, herinneringen, dromen, lichamen, film die zichzelf expliciet onttovert (Fellini en crew pontificaal in beeld tijdens de sensationele rit over de ringweg, “als een ring van Saturnus”) en hertovert (de magische nachtrit van een motorcollectief langs de verlichte monumenten...de Italianen van die generatie wisten allemaal hun films groots af te sluiten.)



Zoals altijd met Fellini, ondanks zijn grappen en grollen, een melancholische aangelegenheid: het Rome van zijn aankomst als jonge man is net zo goed verdwenen als het Rome van 1972. Dat wist hij dan ook prachtig te vangen in de redelijk beroemd geworden scène waar bij de aanleg van de metro een perfect geconserveerd Romeins huis wordt ontdekt. Al snel begint de toegestroomde lucht van de 20ste eeuw de felle kleuren van de fresco’s te vernietigen. Of is dat oppervlakte en is Rome uiteindelijk eeuwig? Een voortdurende organisatie van herrie, blikken, lust, vernieuwing, verlies, conservatie.

Fellini is ook een van de weinige filmers die een even flauwe als slimme grap van een modeshow voor priester- en monnikgewaden (de katholieke perversiteit van uiterlijk vertoon die je in Rome pas echt in zijn complete hoogmoed en mengsel van schoonheid/lelijkheid kan ondergaan) een sinistere ondertoon weet te geven die je daarna eigenlijk alleen nog in Lynch of Cronenberg tegenkomt.

(Wat hij zich na afloop afvraagt: is er een andere stad waar een zelfde film over gemaakt kan worden? Amsterdam: te klein en jong. Londen: zijn voorgeschiedenis weggebrand. Parijs: heel misschien. Of moet je oostwaarts gaan om een soortgelijke, eeuwige chaos te vinden: Istanbul, Caïro, Bombay?)

sábado, noviembre 04, 2006

36. Baader Meinhof




Onvermijdelijk onderwerp. Soms lijkt hij het jarenlang vergeten en dan keert het in alle hevigheid terug. Wat hij over J.G. Ballard en Helmut Newton stelde kan hij zo herhalen als: zijn DeLillo fans per definitie Baader Meinhof sympathisanten? (Of werkt het omgekeerd: ben je gefascineerd door Baader Meinhof en herken je die fascinatie in DeLillo?) Zij spoken weer rond in zijn wereld sinds de impulsaanschaf van Astrid Prolls Hans und Grete: Bilder Der RAF 1967-1977, een even prachtig als ongrijpbaar fotoboek. Je bladert het in eerste instantie zo door, misschien omdat er een aantal wereldberoemde foto’s in staan (Ulrike Meinhof met zonnebril, Baader en co bij het proces van 1968, de jonge filmgeluidsman Holger Meins als proto-techno icoon –check nog maar eens het artwork van Farbens Textstar-) Het moet verzinken, de verbazing over de korte bestaansduur in vergelijking met het trauma dat de RAF heeft veroorzaakt in de Duitse psyche dient af te nemen. Wat Proll mooi laat zien is hoe de RAF uit een bepaalde cultuur is ontstaan en tegelijkertijd hoe bevreemdend het is om Baader een vrolijk dansje te zien doen tijdens een ludieke protestactie in 1967 en tien jaar later dood op een gevangenisvloer te zien liggen, om Ensslin naakt te zien in een avant-garde film en vijf jaar later als gevangene waarschijnlijk met plezier een identificatieproces te acteren.



En natuurlijk spat het punctum van bijna elke pagina zoals de onvermijdelijke glamour en erotiek door de beelden spookt (Irene Goergens waanzinnig mooie stoerheid, Ensslins plotse maar gepijnigde glimlachen.) Ze blijven voor altijd een uniek mengsel van popster en heilige, soms meer het eerste (met name Ensslin en Baader op weg naar de gerechtelijke uitspraak in april 1977) soms meer het laatste (de schrikbarende foto van Meins uitgemergelde lichaam die je direct doet associëren met een Russische martelaar.) Zoals met Dial H.I.S.T.O.R.Y. maakt het boek iets tastbaars van een overgang tussen de onschuld van terrorisme, als een edel/positief/creatief proces en iets dat veel grimmiger is. Het heeft natuurlijk niets te maken met het hedendaagse terrorisme, dat was echt, nu is…iets duisters, spookachtigs, onwaarachtigs. Los van het feit dat hij niet gelooft in Bin Laden en Atta als veel meer dan klassieke patsies, slechte sprookjesschurken die net teveel hebben rondgehangen in die nare schaduwwereld van Miami/CIA. De naam terrorist niet waard.

Toevallig vandaag las hij in een krantenstuk over Elfride Jelineks RAF theaterstuk dat Ensslin in een boetiek werd gearresteerd. Een van die details die hem op een of andere manier blij maken, vol betekenis zitten en tegelijkertijd doen denken aan de even wonderlijke als grimmige, als helaas ook overgeanalyseerde ‘State of Emergency’ fotoshoot die eerder dit jaar verscheen in Vogue Italia.

domingo, octubre 29, 2006

35. SPQR


Het is een soort sprookjesland waar auto’s en scooters doorheen razen, waar sublieme koffie wordt gedronken, zodat men niet compleet uit de moderniteit verdwaalt. Pas bij terugkeer in verzadigd grijs, te rechthoekige functionaliteit beseft hij echter de vervreemdende kracht van Rome: een deel zonlicht zeker, maar vooral de uitdaging aan de fantasie, het voorstellingsvermogen dat gedwongen wordt om constant op volle kracht te werken. Een gevoel van gelukzaligheid zonder muziek, films, computer, schrijven…zaken die hem onnatuurlijk schijnen, onhandige prothesen die hij zo zou opgeven voor een leven in de stad. Het is alsof Rome in een andere tijdsconstructie leeft, ergens tussen droom en waken. Een visueel leven, ondenkbaar zonder zonnebril…de Romein kijkt, altijd, met een soort onschuldige/eerlijke panseksuele blik.



Hij heeft in de voetstappen van Augustus gelopen, op gehoorafstand gestaan van Marcus Antonius grafrede voor Caesar, op de deur van de senaat geklopt. Hij kan zijn favoriete Italiaanse films met hernieuwde blik gaan bekijken. Hij heeft zowel een van de lelijkste dingen in zijn leven gezien (de Sint Pieter basiliek) als het mooiste (het villacomplex van Hadrianus). Het is een stad die het leven dwingend veranderd, je kan niet ongestraft terugvallen op de routines van ervoor. Je draagt Rome voorgoed in je. Ooit, is zijn overtuiging, zullen ze in de toekomst over de laatste 2500 simpelweg spreken als het Romeinse Tijdperk.

lunes, octubre 16, 2006

34. Rijbewijs

"The way I see it: the more you drive, the less intelligent you are."

Repo Man



Aldus. Een vreemd gevoel, Kafka met een onverwacht happy end.

(die hoes is de ware autopie, het gevoel wat hij achter het stuur wil nastreven. Was het toevallig dat hij tijdens het examen steeds naar een prettig waterige ochtendzon toereedt? Een equivalent van zijn favoriete moment in Autobahn wanneer Kraftwerk een geheime versnelling vindt en de zon tegemoet lijkt te zweven.)

lunes, octubre 02, 2006

33. Ik Lego.

Er ging een lichtje bij hem branden toen hij wat halfvergane instructies tussen de chaos van blokjes vond. “Er moet vast een nerd zijn die al die dingen verzamelt, scant en op het Internet zet." Alles wat je bedenkt, wordt realiteit. En zo vindt hij de bouwtekening van zijn allereerste Legodoos, de windmolen die hij kreeg nadat zijn amandelen er uit waren geknipt, onderdeel van een aangename cocktail die waarschijnlijk zijn eerste herinneringen vormen: een hele zaal kinderen die voor het slapen gaan hun bedden verlaten en samen naar de volle maan kijken, veel ijs en dus de windmolen van Lego.



Prachtige dozen ook, dat typische licht van foto’s uit die tijd, het lettertype, de symbolen, de onschuldige industriële romantiek. Nu hij zijn dochter probeert te infecteren oefent hij niet alleen zijn herinnering (het hervinden van zijn lang vergeten collectie) maar begrijpt hij de haast zenachtige kalmte van Lego (zou Lego therapie bestaan?), de vreemde afwezige concentratie van het bouwen, het geduld dat nodig is om de juiste stenen te vinden, het binnentreden van tijdloosheid. Het geluid dat van zacht klikken kan omslaan tot oorverdovende stormen als een volle bak schudt.

Lego is eeuwig, volmaakt, kent geen slijtage, alleen een muffe geur van vochtige zolders die hun vingers er binnen de kortste keren af hebben gewreven op zoek naar de juiste klik.

martes, septiembre 26, 2006

32. Mossologie

Kate is opeens overal. En dat is goed. Maar zoals met veel dingen deze dagen ondergaat hij haar aanwezigheid gelaten. Meewarig. Het zijn uitgedoofde passies, objecten die niet meer de zenuwachtige extase van betekenis opwekken. The Kate Show in FOAM is derhalve een nostalgische ervaring, minstens tien jaar te laat om echt van waarde te zijn. De kunstwerken doen hem weinig, het plezier bevindt zich in de uitvergrote reproducties van foto’s van Jürgen Teller en het beeld waar het bij hem allemaal mee begon: Mario Sorrenti’s Obsession foto (de “wat voor een wezen ligt daar op de bank met die belachelijk grote voeten?” foto.) Het heeft weinig om het lijf, je bent in vijf minuten klaar en waarom ook niet? Alles is al gezegd over iemand die zelf heel goed kan zwijgen. Natuurlijk is ze een icoon, het laatste icoon voordat de term definitief zijn waarde verloor, de beschermheilige van House, het gezicht van de jaren negentig. Maar gezichten verdwijnen niet als de tijdgeest veranderd en dus blijft ze overal opduiken, dat markante gezicht, voorbij goed en kwaad, voorbij verlangen alsof ze, net als in zijn favoriete Philip K. Dick verhaal ‘Upon the Dull Earth’, de realiteit langzaam infecteert, totdat hij op een dag in de spiegel kijkt en die ijzingwekkende combinatie van jukbeenderen, snerende lippen, sproeten en zieldoorborende blik gereflecteerd wordt.



(Verbazingwekkende, recentelijke foto waar hij in eerste instantie Faye Dunaway op het hoogtepunt van haar roem in dacht te herkennen.)

domingo, septiembre 17, 2006

31. Ballard

Zijn vader. Hij heeft zich vanaf de eerste pagina van Crash thuis gevoeld in zijn wereld, zijn taal. De afstandelijke blik, halfverloren in de wereld die hem toch eindeloos fascineert, het vermoeden dat er iets mysterieus en krachtigs in de mens, in de realiteit, huist. “Geen wonder” dan dat James Spader de Ballard figuur speelt in de verfilming van Crash, aangezien hij al jaren (minstens sinds Sex. Lies & Videotape) zijn avatar is op het witte doek.
Gedachten aan het rollen gebracht door Iain Sinclairs uitmuntende studie naar die ongrijpbare film in de BFI Modern Classic series. Veel scherpe observaties, connecties (zijn Ballardianen per definite fans van Helmut Newton?) en context inclusief een mooi interview met Ballard: “Princess Di and Thatcher were the last of them, the only English ones. We aren’t important enough as a country. We don’t generate the myths of the age. Most of them come from America. America is one huge dream generator.”



En dan is er natuurlijk zijn nieuwste boek Kingdom Come. Prachtige beginzinnen: “The suburbs dream of violence. Asleep in their drowsy villas, sheltered by benevolent shopping malls, they wait patiently for the nightmares that wil wake them into a more passionate world.” Daarna is het vintage Ballard. Een verzameling briljante observaties van een zin (“In a few moments they would be bathed in a light more healing than anything on offer from the sun.”) die met typische herhaling zijn obsessies sinds Cocaine Nights (verveling, geweld, consumptie, vrije tijd, charisma - waarom nemen mensen toch genoeg met zo’n middelmatige schrijver als Houellebecq wanneer je Ballard hebt? ) verder verankeren door middel van dat typische latente fascisme wat huist onder de oppervlakte van voetbal in Engeland.



Dezelfde Sinclair observeerde laatst in een interview dat Ballard met de leeftijd steeds linkser wordt (waar het cliché stelt dat je rechtser moet worden.) Misschien. Al zal dat ook relatief gezien moeten worden vanuit een bepaalde jaren zestig perceptie. Ballard was natuurlijk altijd de meest radicale schrijver van zijn tijd, alleen maoïsten en gelijksoortig tuig moeten in hem een conservatief hebben gezien (typisch hoe dat soort maoïsten nu ontmaskerd wordt als racisten. Neem bijvoorbeeld André Glucksmann in Frankrijk, een man die vaak bij Foucault in de buurt stond bij demonstraties. Het zijn dat soort fanaten, zie Leninist Fortuyn, die omslaan terwijl je nooit kan voorstellen dat Nietzscheanen als Foucault, Barthes of Deleuze zulke onzin zouden gaan verkondingen.) Ballard en zijn oude penvriend Baudrillard zijn de grootst levende Links Nietzscheanen, Kingdom Come bewijst eens te meer dat een linkse politiek-zonder-Marxisme bestaat, een soort outsider politiek, kritiek als satire, sociologie als science fiction. “Waarom nog sociologie lezen?” bedenkt hij tijdens het lezen, dit is de sociologie die de juiste vragen stelt, verborgen verlangens ontdekt, haast onzichtbare werelden voor onze ogen zichtbaar maakt.

Kingdom Come is puur plezier van de taal, heeft nog het meest weg van het genot van je vader die voorleest, waarheid en fantasie, zonder limiet, ontsloten.

lunes, septiembre 11, 2006

30. De Verplichte Deconstructie van 9/11

Het zoeken naar de waarheid achter 9/11 is voor hem geen zoektocht naar De Waarheid, die uiteindelijk toch onbereikbaar is (hoogstens kan men ooit een zeer plausibel scenario schrijven zoals DeLillo dat deed in Libra rond de JFK samenzwering.) Dat is wat de ware samenzweringstheoreticus hypnotiseert, de gloed van echte waarheid, alles kloppend, elke connectie gemaakt, ieder geheim ontrafelt. 9/11 moet voor hem allereerst radicaal in twijfel worden getrokken vanuit een politiek motief. Het is immers de hefboom geweest waarmee de War on Terror aan het rollen is gebracht en deze moet na het falen in Afghanistan, Irak en, op “indirecte wijze”, Libanon ten einde worden gebracht voordat, in een vlaag van koppigheid/waanzin/overmoed, een desastreuze aanval op Iran wordt ingezet. Dichter bij huis moet 9/11 verdacht gemaakt worden om definitief het gedachtegoed van Pim te ontmantelen, want heel eenvoudig: zonder 9/11 geen Fortuyn. De hele neoconservatieve/racistische beweging in Nederland die al wankelt kan zo een laatste, fatale zet krijgen waarna waarschijnlijk jaren, zo niet decennia, van reparatie zullen moeten volgen om het onderlinge wantrouwen te genezen. Als de twijfel aan 9/11 niet bestond, hadden we deze moeten verzinnen.

Gelukkig zijn we eervolle mensen, die het goede en het rechtvaardige voorstaan, en valt het officiële 9/11 verhaal aan zijn eigen contradicties en leugens uit elkaar. Als sociologisch fenomeen is het fascinerend omdat het een spanning laat zien tussen het failliet van ouderwetse en de kracht van nieuwe manieren van vertellen: het 9/11 Commission Report is puur lineair, een scenario uitkiezen en alles wat er niet inpast negeren (alsof er sinds het Warren Report nooit wat is veranderd.) Tegenhanger is de haast magische kracht van internet die een gebeurtenis “oneindig” maakt: elk beeld, elke uitspraak heeft een spookachtig bestaan gekregen en kan ons op ieder moment besluipen, vormt een ketting die steeds langer en zwaarder wordt. Wil je de jumpers hun tragisch val zien volbrengen? Dat kan (het zijn beelden die je in hun kille realisme waarschijnlijk nooit zal vergeten.) De voorzitter van de 9/11 Commission op verschillende momenten zien ontkennen dat de gebeurtenissen ook maar iets te maken hebben met het Midden-Oosten? Nieuwsuitzendingen bekijken vlak nadat vliegtuigen in de Twin Towers zijn gevlogen, waarin expliciet over een extra ontploffing onder in een van de torens wordt gesproken en Bin Laden direct als meest waarschijnlijke dader wordt aangewezen? Kritisch politiek/sociologische documentaires bekijken die het geopolitieke klimaat rond de gebeurtenis duiden? 9/11 is helemaal niet vijf jaar geleden, 9/11 is pas begonnen.,

miércoles, agosto 30, 2006

29. Wat is denken?



Bizar. Lezen als intrigerend avontuur. Denken als problematische bezigheid.

martes, agosto 15, 2006

28. Saskia Olde Wolbers


Fascinerende tentoonstelling in SMCS samengesteld uit vier video’s van Saskia Olde Wolbers. Wat op het eerste gezicht lijkt op vervolgfilms van Warp’s Artificial Intelligence (1994), vreemde digitale plantwerelden, ronddraaiende aquatische omgevingen blijken dus miniatuur modellen te zijn die in water worden ondergedompeld en waar vervolgens verf doorheen vloeit. Er komt geen computer aan te pas. Dat is op zich al interessant als ambacht, of hoe het digitale kunst simuleert maar wat het echt goed/compleet maakt zijn de subtiele sciencefiction monologen die de droombeelden begeleiden. Zijn favoriet niet heel onverwacht het pseudo-Ballardiaanse Placebo over een liefdesrelatie tussen een vrouw en een fantoomdoktor wiens valse identiteit langzaam wordt ontrafeld. Precies de kunst die hij zoekt.

(tot 24 september 2006 te zien)

viernes, agosto 04, 2006

27. Concurrerende narratieven

Het had iets uit DeLillo’s Underworld, de scène waar ergens begin jaren zeventig de Zapruder film door een groep mensen voor het eerst wordt aangeschouwd, behalve dat we allemaal allang die beelden kennen (de crash in de tweede toren zag hij live gebeuren.) En toch de beelden van 9/11 Eyewitness Hoboken die in De Melkweg te zien waren hadden iets spannends, avontuurlijks…alsof je een wond opnieuw openkrabt. Het geeft hem ook een gevoel van spanning in dat een nieuwe subcultuur wordt betreden, de 9/11 waarheidvinders. Hij probeert een ironische afstandelijkheid te houden maar voelt onvermijdelijk het magnetisme van het samenzweringsdenken.


En het is een verleidelijk narratief met een sleutelrol voor het zogenaamde WTC 7 gebouw dat als een onderliggende rots die wordt weggetrokken een lawine veroorzaakt waardoor het officiële narratief als een kaartenhuis in elkaar stort, die allerlei beelden, gebeurtenissen opnieuw arrangeert, nieuwe betekenissen geeft. Dat herarrangeren geeft een vreemde extase, een koortsig denken, een enthousiaste taal. Geen wonder dan dat het samenzweringsdenken een verslavend denken is, je eist meer connecties, heftigere kicks (en die heftigere kicks worden uiteindelijk het probleem van het denken: het wordt steeds groter, complexer...het denken wordt onnauwkeurig.) Alles wordt fascinerend, de meest afstandelijke chemische experimenten krijgen een antifascistisch potentieel. Het is de meest afschuwelijke, uitdagende, sublieme puzzel ooit, waarbij hij zich heel soms, tussen de kleur van branden, geluidsgolven, te snel bewegende, kankerverwekkende wolken weer realiseert dat de dood van duizenden mensen een abstract probleem is geworden.

martes, agosto 01, 2006

26. Vinden wat je al bezit, zonder dat je het wist

Een vreemde gewaarwording: via Google er achter komen dat je iets bezit waar je op dat moment heel erg behoefte aan hebt. Zo vindt hij een interview met Avital Ronell in een boek dat hij al veertien jaar in bezit heeft, namelijk Angry Women van Re/Search. Hij moet destijds delen van het interview hebben gelezen, of beter gezien zonder ze echt lezen, woorden die niet aankomen, waar geen context voor aanwezig was. Die Re/Search had hij voornamelijk aangeschaft voor het interview met Diamanda Galas waar hij erg door was gefascineerd. Haar daemonische kunst, haar obsessie met ziekte en geweld, met Baudelaire, Pasolini, Coltrane zal hij nooit afvallen, is een noodzakelijke tegenhanger van Ronells sublieme versie van het deconstructivisme waar hij tegenwoordig veel meer sympathie voor voelt.

Een paar mooie citaten:

“That’s why the High-Rising of Illiteracy is a very political problem in America. People are no longer reading, no longer speaking, no longer existing in and as language, no longer enjoying the perversion that an adherence to language always promotes. They’re not being liberated into linguistic spaces that really do produce effects of self-transformation.”

“Language always has a random element, a secret track or rebellious provocation. Language is not beholden to traditional truth value. The fact that there’s a growing desire for illiteracy is also part of a general libidinal political shutdown. And this is never mentioned (to my knowledge): the fact that the 60s was also a reading period with a reading list – actually, a number of (and a proliferation of) reading lists.”

“…I argued that these are co-related; that there can’t be a War on Drugs without a War on Art and in fact a War on every conceivable type of fictional desire –”
Andrea Juno: “A war on dreams, a war on the imagination–”
“—on the productivity of the unconscious. I would say America’s waging a War on the Unconscious…be it South America, or whatever.”

Het soort denker waardoor er misschien nog hoop voor Amerika is. Of moet dat een vraagteken zijn? Angry Women is alweer uit 1991, is misschien de laatste stuiptrekking van een Amerikaanse tegencultuur die worstelt met de eerste oprispingen van neoconservatisme, de eerste Golfoorlog. Maar die perversie van taal, Morrisons fascinatie met het Living Theater, Tim Buckley’s transformatie tot Stem, Pynchon, Dick, Disch, Bangs, DeLillo…het tegenovergestelde van een angst voor het woord, wat is daar mee gebeurd? Woorden zat op internet…maar welk gewicht, welke mate van zelftransformatie bezitten ze nog?

Zonder twijfel zijn hier allerlei structurele, psychologische, esthetische veranderingen mee verbonden. Toevallig leest hij net Samuel Delanys ‘The Tale of Plagues and Carnivals’, een melancholisch en grimmig mengsel van fantasy/rapportage over de begindagen van AIDS in New York en een van de indrukken die het achterlaat is dat een essentieel deel van de creatieve klasse in Amerika in die begindagen al is weggevaagd, een hedonistische/intellectuele energie is verdwenen die een brug had moeten vormen tussen de jaren zestig en de 21ste eeuw.

sábado, julio 22, 2006

25. …here come the planes.

De foto op de voorkant van het Zaterdags Bijvoegsel van het NRC Handelsblad (dood kind…twee jaar? drie jaar oud?…naast uitgebrande auto in Libanon) snijdt door alles heen, richting een besef van kosmisch nihilisme dat hij afstandelijk theoretisch al kende maar nu in al zijn gruwelijkheid ziet: het heeft allemaal geen zin. De naam satanisch niet waard (Lucifer, de imaginaire zondebok voor ons eigen falen, heeft nog stijl en een gevoel van moraal.) Wat door zijn hoofd blijft spoken: “wie dit goedpraat, of het nu uit geopolitieke, zionistische, decadent-onverschillige of militair-technische overtuiging is, is heel eenvoudig een fascist.” Geen discussie nodig.

(na het zien van de foto is hij in een slechte bui maar hij kan en wil het niet uitleggen, dat is immers je naasten infecteren met hetzelfde besef. Dus dan maar schrijven. De blog als digitaal equivalent van het Griekse gebruik (een van Won Kar-Wai's favoriete motieven) om een gat in een boom te maken of kuil te graven aan de oever van een rivier en daar vervolgens je geheim in te fluisteren, waarna het gat wordt afgesloten. Een kleine bevrijding. Alleen wat maakt het de lezer? Een nieuwe boom of riviergeest? Of iets tussen tekst en het digitale in? Het zou ergens aansluiting moeten vinden met een van Ian Penmans recentelijke mijmeringen: "Haunting" as unprocessed information, an excess or - what's the phrase? - overload.)

lunes, julio 10, 2006

24. Boodschap aan toekomstig zelf over het WK2006

Aantekeningen voor de toekomst, zodat niet in een nostalgische bui dit WK wordt opgehemeld. Want het was een matig WK, iets beter dan 2002 maar met teveel slechte arbiters, saai voetbal, een dramatisch gebrek aan goede aanvallers en de vloek van het 4-5-1 systeem.

1. Oranje. Er werd van hem enigszins schertsend verwacht dat hij een essay zou schrijven over Oranje-onder-Balkenende, totdat JP bij de eerste de beste rustdag van het WK de lol van die analyse wegnam. Het wordt bijna te makkelijk. Je kan het zo invullen Oranje als metafoor voor het huidige Nederland: waar werken zonder reflexie het hoogste goed is geworden, waar we “wel normaal met elkaar moeten omgaan”, waar gezocht wordt naar geforceerd en achterhaalde ideeën van gemeenschap, waar saaiheid en degelijkheid een rustgevend gevoel geven, waar op creativiteit wordt neergekeken, waar agressie uit het niets verschijnt, het ontbreken van leiderschap een gevoel van richtingloosheid geeft en waar multiculturalisme wordt genegeerd. Waarom denk je dat ze in zo’n lelijke simulatie van een jaren vijftig shirt speelden? Kortom Nederland heeft een nieuwe jaren zestig/zeventig nodig, al was het maar op voetbalgebied. En hoe zoet is het dan om Frankrijk al multiculturele entiteit, waar niet om wordt gekeken naar een tot de islam bekeerde Ribery (stel je even het gezeik voor als Van Persie hetzelfde zou doen), zichzelf het toernooi in te zien vechten.

2. Spanje. Interessant dat K-punk het continu falen van Engeland analyseert als een soort verslaving aan verlies, want Spanje lijdt hier aan, in een misschien iets edelere, variant. Spanje speelde waarschijnlijk het mooiste en meest aanvallende voetbal van het toernooi en gaat dus weer eens aan schoonheid ten onder. Een pijnlijke observatie aan het begin van de tweede helft van de wedstrijd tegen Frankrijk: een angst sluipt het collectief in en die angst is een angst om te winnen. En toch, de as Casillas – Ramos – Fabregas – Torres kan alleen nog maar groeien en zeker drie toernooien mee. Alleen, wie verhaalt ze de mogelijkheid van een kampioenschap?

3. Brazilië. Je speelt in Nietzsche’s geboorteland. Iemand was ze vergeten te vertellen dat op dit continent God ze niet kan helpen. En de lange arm van de arbiter reikt gelukkig ook niet tot in het oneindige. Zelden moet er zo’n onsympathieke verzameling overhypte voetballers bij elkaar zijn gebracht. Voor Brazilië zijn is iets voor kinderen…en de makkelijkste meelopers die geloven in een mythologisch Brazilië. Een Brazilië waarvan het voetbal een levensfilosofie van onbezorgd genot spiegelt. Maar achter de façade van zondeloze seks, dans, zon en…uhm…modernistische architectuur leeft een wegrottende wereld van AIDS, corruptie en ultrageweld. En dat symboliseert dit Braziliaanse elftal veel beter. Bovendien teren ze al jaren op de schoonheid van het elftal van 1982, sinds het debacle van het WK 1990 spelen de kanaries so-Duitser-dan-Duits.

4. Argentinië – Mexico 2-1. Samen met de halve finale Italië – Duitsland de enige legendarische wedstrijd van het toernooi. Een moordend tempo, twee gelijkwaardige teams met liefde voor de bal, hard maar niet gemeen. Helaas voor Mexico zijn ze voorbestemd om in een zelfde tragische cyclus als Spanje te leven.

5. Riquelme. Fascinerende voetballer. In het bezit van een haast virale traagheid, wanneer hij de bal krijgt vertraagt de realiteit. Naast een prachtige traptechniek in het bezit van een trieste blik, een existentiële laag die maar weinig voetballers nog hebben. Maar het was vorig jaar tijdens de Confederations Cup al duidelijk dat Argentinië niet met Riquelme kampioen zou worden. Alles moet via hem gaan en het vermoeden rijst dat het spel hem eigenlijk niet zoveel interesseert, Riquelme’s relatie tot de bal is een soort bewegende spiegel of vriend en wat heeft winnen, verliezen in zo’n relatie te zoeken? Iedereen zag dat Pekerman in de wedstrijd tegen Duitsland cruciale blunders maakte met de wissels maar wat duidelijk werd is dat toen Riquelme niet meer in het veld stond en niet was vervangen door die andere spelverdeler Aimar, er teveel waterdragers in het veld stonden. Mascherano, Rodriguez en Gonzalez zijn aardige maar saaie voetballers, een door en door conservatieve structuur werd zichtbaar. Argentinië speelde opeens zonder hersens.

6. Pirlo. Pirlo is een ouderwetse Voetballer in de Van Hanegem “snelheid bestaat niet” zin. Kalm, de bal op prachtige wijze meteen onder controle, in het bezit van een heerlijke draaibeweging en pass. Hij heeft iets van een stoner, altijd rustig, verzonken in een eigen denkwereld en met cool lang haar. De halve finale tegen Duitsland was een meesterwerk van intelligent voetbal. Net dat sprankje hoop dat de pessimist nodig heeft.

7. De goal van Grosso. Wat is een favoriet doelpunt? Een mooie knal van afstand, een aanval over veel schijven? Of maakt het moment van scoren ook uit? Als totaalervaring is de 1-0 van Italië in de halve finale zijn favoriete doelpunt van het toernooi. Ja, het zoeken en het passje van Pirlo zijn geniaal, het in een keer met doorzwaaiend been aan de bal een krul geven om de keeper heen net zo, maar het gaat natuurlijk ook om het moment, het scoren van een prachtig doelpunt in de laatste minuut van een verlenging in de halve finale van het WK. Nog mooier wordt het door het juichen van Grosso, een verwijzing naar Tardelli aangevuld met een jongensachtige lach. Essentieel detail. Voor de complete ervaring is het Italiaanse commentaar nodig, dat nog mooier wordt na de 2-0, in wat in Italië inmiddels een legendarisch televisiemoment in wording is: Fabio Caressa en Beppe Bergomi die elkaar geëmotioneerd toeschreeuwen “Si va a Berlino! Andiamo a Berlino, Beppe!!!”

8. Zidane. Keizerlijk. In het totale bewustzijn dat het er niet meer toe doet kon hij eindelijk weer lekker voetballen. Net zo fascinerend als alle aannames, draaibewegingen, passjes waren de beelden van Zidane na een gewonnen wedstrijd, waar hij opeens leek te groeien, een voetbal Boeddha die zichzelf heeft geleegd en dan even…die lachende knipoog.
[schreef hij voor de finale]
Voetbal kent geen gerechtigheid, dat moet hij keer op keer ervaren en weer vergeten, anders is er niets aan. De finale werd door Zidane getransformeerd van een intrigerende, enigszins saaie, wedstrijd in iets uit De Gebroeders Karamazov, Underworld. Zoveel sporen. Napoleons terugkeer en definitieve verbanning (de kleedkamer als Elba, of beter Sint Helena.) Zidane was duidelijk de man van de wedstrijd nadat Frankrijk in de tweede helft de wedstrijd naar zich toe trok, bijna de winnende goal inkopt nadat hij eerst op sublieme wijze de 1-0 van de stip had gescoord. En dan wanneer je het niet meer verwacht wordt hij getroffen op zijn achillespees, niet de fysieke natuurlijk maar de mentale, de held gebeten door de grootste slang in voetbal. Want net als Achilles wordt Zidane achtervolgd door een vurig en onvoorspelbaar temperament. Het resulteert in een bizarre, bewuste zelfdestructie. Onvergetelijk omdat het pijn doet, omdat er een prachtig scenario klaar lag. De “wat als?” vragen steken meteen de kop op (al was het ook ergens een logische uitkomst van een reeks, langzaam, een voor een, vielen de Franse leiders –Viera, Henry- uit.)
Moralisten kunnen natuurlijk weer niet verder kijken dan “een laatste daad die alles tenietdoet”, beseffen niet de kracht, de wond van de tragedie…dit is Zidane, grootste voetballer sinds Platini, brenger van schoonheid. Hem is alles vergeven.

(vijf minuten na publicatie het nieuws dat Zidane tot speler van het toernooi is uitgeroepen. Dan toch een opgelucht gevoel dat er genoeg mensen zijn die in voetbal schoonheid boven moraal verkiezen.)

miércoles, junio 28, 2006

23. L’Année du Football 1980


Een wonderbaarlijke schatkist. Eerder had hij het voetbaljaarboek 1981 Une Saison de Football van Eugene Saccomano 2e hands aangeschaft als studiemateriaal in de shirtqueeste maar het is duidelijk dat de L’Année du Football reeks beter is: veel meer foto’s, meer aandacht voor het internationale voetbal en met essayachtige stukken waar Saccomano meer van de Voetbal International “interviews met bobo’s zijn interessant” school is. Eigenlijk had hij 1980 gekozen om meer van het seizoen 1979-1980 van Saint-Etienne te leren maar wat hij zich al lezende realiseert is dat dit het seizoen van zijn bewustwording van voetbal was, zijn eerste echte wedstrijd in De Meer en naar alle waarschijnlijkheid de eerste Europa Cup finale die hij mocht zien (heel mistig ziet hij doelpunt van Nottingham Forrest tegen HSV in zwart-wit voor zich.)

Het boek begint misschien verrassend met een aantal stukken over de opkomst van Diego Maradona en het doet hem denken aan hoe in die tijd, de komst werd verhaald, hoe lang het duurde (het WK van 1982) voordat we de vooruitgesnelde legende werkelijk konden zien. Iedereen wist dat er genie was geboren in Zuid-Amerika en die informatie kwam lezend tot je. Daarom was de vriendschappelijke wedstrijd (of zelfs de tournee) zo belangrijk, dat waren openbaringen, waar een mysterieuze speler als Zico opeens heel dichtbij kwam. Een tijd waar alles nog niet zichtbaar was, een tijd van magie en helden.



De eerder gestelde vraag waarom Saint-Etienne in dat seizoen geen kampioen wordt met een aanval Zimako – Rep – Rocheteau en nieuwe ster Platini wordt op twee manieren beantwoord: Nantes is een beter collectief en zoals hij eerder had vermoed: Piazza keert terug naar Argentinië en daarmee valt de organisatie van de verdediging weg. Vreemd gevoel: voetbalvragen uit het verleden als logisch vraagstuk.



Wat is nu het magnetisme van het Franse voetbal uit die tijd, behalve de wetenschap dat een aantal van de belangrijkste actoren aanwezig zullen zijn in Sevilla 1982? Het is een bepaalde melancholie, een tristesse, die de voetballer uitstraalt. Op een collectief niveau: het Frans nationale elftal speelt fabuleuze wedstrijden en kwalificeert zich toch niet voor het EK, Saint-Etienne swingt in de UEFA-cup maar laat het weer op een cruciaal moment afweten, zoals Nantes weer dom strandt in de halve finale van Europacup II. En het is geen subjectieve melancholie over een bepaald tijdperk, want spelers van de zo succesvolle en efficiënte Duitse en Engelse ploegen bezitten die kwaliteit totaal niet. Terwijl iemand als João Alves direct lijkt te worden overmand door die melancholie (al helpt het verhaal niet dat net wanneer hij Paris St. Germain nieuw elan schenkt door, zeg dat het niet waar is, Genghini kapot wordt geschopt. Een jaar later keer hij terug naar Portugal.) Het is een stijl, een naïeve cool waarmee je zelden wint. Het is ook een melancholie die eigenlijk niet meer bestaat, die waarschijnlijk is op houden te bestaan met het afscheid van Platini (al zie je soms schaduwen in de bewegingen van Zidane.) In die zin is het Franse voetbal al jaren dood (Les Bleus van tegenwoordig hebben niets te maken met die van de periode 1978-1986. Frankrijk speelt niet meer met Franse voetballers.)

sábado, junio 17, 2006

22. Michelet

“Allereerst moeten wij aan deze man zijn coherentie herstellen. Dat is mijn inzet geweest: om de structuur van een bestaan (zo niet van een leven) te hervinden, een thematiek, zo u wilt, of misschien beter: een georganiseerd netwerk van obsessies.”



Het favoriete boek van Barthes zelf (zijn tweede boek uit 1954, waar hij zijn favoriete auteur, de historicus Jules Michelet, als onderwerp neemt) is elegant opgebouwd: veel illustraties (van Michelet, zijn familie, zijn graf, zijn onderwerpen en zoals altijd bij Barthes: een voorbeeld van het handschrift, een huis waar hij graag verbleef, plekken uit de jeugd), biografische lijsten, brieven, teksten over Michelet en daar tussen steeds Barthes die een thema analyseert afgewisseld met een hoofdstuk dat bestaat uit fragmenten van Michelet die het thema verduidelijken.

Wat ontstaat is een mooie draaiende relatie (dans? symbiose?) tussen Barthes en Michelet, want Barthes dringt zich weliswaar niet op, hij is natuurlijk dan al een te groot schrijver om louter afstandelijk Michelet te analyseren en zo ontstaat een prachtige spanning tussen tijdperken en schrijfstijlen. Aan het eind, brengt Barthes het mooi bij elkaar:

“Wij kunnen Michelet niet op een lineaire manier lezen, wij moeten aan de tekst zijn lagen en zijn netwerk van thema’s teruggeven: de verhandeling van Michelet is een soort cryptogram, wij dienen er een net van te maken, en dit net is de eigenlijke structuur van het werk. Hieruit volgt dat geen lezing van Michelet mogelijk is als deze niet totaal is: wij moeten resoluut onszelf lokaliseren in de sluiting.”

Een groot schrijver en origineel denker, dat is duidelijk na lezing. Puur op zinsniveau (hij schrijft net als Barthes sublieme zinnen) maar ook als verteller, een intense inleving in het persoonlijke door de geschiedenis heen, van de anonieme heks die zoekt naar medicinale kruiden tot de macabere rit van Robbespiere naar de guillotine.

miércoles, junio 14, 2006

21. Het ondenkbare denken over Cruijff

“Haantje de voorste willen zijn; zich bedreigd voelen – ageren; alleen aan z(ich).z(elf) denken, niet aan de indruk die hij op een ander maakt; behoefte aan aandacht.”

Psycholoog Grunwald over de jonge Cruijff



De Trots van de Wereld, het boek van Menno De Galan over het gouden tijdperk van Ajax is een fascinerende leeservaring die hem veel duidelijk maakt over zijn meest geliefde periode van Ajax. Het psychologische dossier waarmee het boek veel aandacht kreeg valt uiteindelijk enigszins tegen, Dolf Grunwald is er eigenlijk maar kort in dienst voordat Michels zenuwachtig wordt van zijn aanwezigheid, al moet gezegd worden dat Grunwald heel scherp de verhoudingen binnen Ajax ziet. Jammer dat De Galan hier droog verhaald (het moet wel voor een groot publiek begrijpelijk blijven terwijl hier fijn had kunnen worden uitgepakt…een definitieve psychoanalytische studie naar doodsdriften, neuroses, paranoia, vadercomplexen, kortom een totaal psycho-culturele inbedding van het grote Ajax.)

Er zijn twee overkoepelende zaken die opvallen. Allereerst, het korte tijdsbestek waarin Ajax uitgroeit van amateurvereniging tot sterkste clubteam van de wereld (zes jaar), hoe kort eigenlijk de periode is waarin Ajax heerst met totaal voetbal en hoe weinig Michels daar direct mee te maken heeft. Want zoals De Galan stelt is het pas in het seizoen 1971-1972, wanneer Michels is vertrokken, dat Ajax opeens echt begint te swingen (nooit geweten dat Cruijff vanaf dat seizoen met rugnummer 14 speelt en dat ook maar twee seizoenen doet, bij Barcelona speelt hij immers weer met nummer 9.) Het is in het proces van loslaten van de Michels dictatuur dat Ajax op zijn best is en het Kovacs-effect werkt ook maar een jaar. In het seizoen 1972-1973 wordt zijn losse methode (zoals die laatste het zelf verdedigd tegenover het proletenbestuur: “humanistisch socialisme”) de groep fataal. Er volgt ook een mooi beeld van de vergeten seizoenen na 1973 onder Knobel en Kraaij en dan realiseer je opeens dat Ajax bijna altijd een chaotische en vervelende club is geweest met maar een paar jaren van vruchtbare Grote Projecten (Michels, Cruijff en Van Gaal.)

Ten tweede. Hij had het verdrongen, waarschijnlijk omdat Cruijff veel sympathieker is geworden als trainer, opa, post-hartaanval, als ietwat warrige oude man dan hij als speler ooit was. Hij heeft eigenlijk alleen bewust het verraad van 1983 meegemaakt, wat hem als kind compleet uit het veld sloeg (hij weet nog precies de Studio Sport uitzending aan het eind van het seizoen waar de transfer naar Feyenoord werd aangekondigd, de ontnuchterende Dik Bruynesteyn tekening van Cruijff in Feyenoord-shirt.) Maar eerlijk is eerlijk, Cruijff was een klootzak, de hele tijd is hij bezig om te ontsnappen aan Ajax, op ziekelijke wijze geobsedeerd met geld. Auke Kok heeft misschien toch gelijk wanneer hij een tijd geleden stelde dat Cruijff de echte grootsheid mist van Beckenbauer. Hij miste in ieder geval in vergelijking met bijvoorbeeld Di Stefano, een bepaalde trots, de pure wil-tot-winnen (en de gedachte die in die tijd al heerste, dat Cruijff stokte wanneer andere grootheden tegen hem speelde, is waarschijnlijk correct, en zou ook interessant psychologisch studiemateriaal kunnen zijn.) Cruijff is een intrigant, waar hij komt ontstaat ruzie en saboteert hij uiteindelijk een collectief potentieel (het missen van het cruciale kwalificatieduel voor het WK 1970 om schoenen te gaan kopen in Milaan, het te vroege vertrek in 1973, de WK finale van 1974, het laffe gedrag rond het WK 1978) of devalueert hij zijn eigen grootheid (de slecht georganiseerde afscheidswedstrijd van 1978, het Amerika avontuur, de transfer naar Feyenoord.) Waarbij als verzachtende omstandigheden kunnen worden aangevoerd dat hij niet de makkelijkste mensen tegenkomt: Michels, Weisweiler, Harmsen, Nuñez, KNVB bobo’s.) Ongelofelijk dat iemand die minstens drie WKs had moeten spelen (en er twee had moeten winnen) zo heeft gefaald.



En dit is zijn favoriete speler aller tijden, Platini komt een beetje in de buurt maar Maradona zeker niet (hij kan Maradona vooral herinneren als een speler die continu werd omver getrapt/getrokken/geduwd…nooit echt aan spelen toekwam.) De herinneringen aan de comeback wedstrijd tegen Haarlem (het winterse licht, een gevoel van euforie, van moeiteloos voetbal) is inmiddels bijna compleet gemedialiseerd terwijl hij zich in vak L ongeveer recht achter de baan van die miraculeuze lob heeft bevonden. Maar de echte helden van dat Ajax (of zijn het de noodzakelijke tegenkrachten van Cruijffs nerveus neurotisch spel en habitus?) wordt duidelijk in De Trots van de Wereld zijn Piet Keizer, met zijn kalme artistieke voorkomen en de idealist Barry Hulshoff. Er is een prachtig moment wanneer die spanning zichtbaar wordt: na de finale van 1973 lopen alleen Cruijff en Hulshoff met de gewonnen beker een ereronde, maar Hulshoff houdt zijn rode Le Coq Sportif shirt aan omdat hij het wil veilen ten behoeve van slachtoffers van de Vietnamoorlog.

(Eigenlijk is dat wat
De Trots van de Wereld te weinig doet: het is een fantastische reconstructie van het gekonkel achter de schermen maar er wordt te weinig duidelijk gemaakt waarom Ajax zo mooi voetbalde, waarom Cruijff zo’n fenomenale voetballer was. )

martes, junio 06, 2006

20. Rijbewijs




Hij heeft alles geprobeerd, de rijdende Boeddha te zijn, een Kraftwek robot, het hele wat-betekent-het-allemaal-als-we-het-licht-zien-van-dode-sterren verhaal, hopen dat de geest van Kowalski in Vanishing Point in hem neerdaalt, maar het helpt niet. Na drie keer snel op rij te zijn genaaid heeft hij het gevoel dat hij in een slecht mengsel van de Verzamelde Werken van Franz Kafka en De Mythe van Sisyphus van Albert Camus is beland. Van beide heeft hij geleerd dat je gewoon dom moet doorgaan, vooral niet boos worden (al walgt hij van de stalinistische zelfbeschulding die wordt verwacht na falen.) Als Ballard fan moet hij lekker over de ringweg kunnen crossen. Dus weer naar beneden hollen en die klote rots naar boven rollen.

(toch moet er een cirkel in de hel zijn waar rij-examinatoren tot in de eeuwigheid door duivels worden platgereden…)

domingo, junio 04, 2006

19. The Fall of Chronopolis

“With a hollow booming sound the Third Time Fleet materialized on the windswept plain. Fifty ships of the line, the pride of the empire and every one built in the huge yards at Chronopolis, were suddenly arrayed on the dank savanna as if a small city had sprung abruptly into being in the wilderness. The impression was increased by the lights that shone within the ships, outlining their ranks of square windows in the dusk. A few fat drops of rain spattered on the scene; the atmosphere was moody, clouds were gathering in the racing sky, and soon there would be a storm.”



Prachtig begin van Barrington Bayley’s The Fall of Chronopolis (1974). En stormen gaat het inderdaad in deze tijdreis klassieker van een van de mindere beroemde New Worlds auteurs. Ook al is hij altijd gecharmeerd geweest van Wells’ pessimistische The Time Machine is tijdreis sciencefiction nooit zijn favoriete subgenre geweest (tenzij Dick flink met psychedelica los ging, denk Now Wait For Last Year… en Ballards verhalen over tijd zijn een genre op zich.) Het is een lastig thema om echt goed te doen zoals Bayley hier doet door er onder andere een mooie religieuze draai aan te geven en het idee van ‘the strat’ te introduceren, een oceaan van potentiële tijd waar schepen doorheen reizen en waarop een korte blik genoeg is om de observeerder tot waanzin te drijven. Sciencefiction op zijn best, bizarre ideeën, nare paranoia, goddelijke transformaties, vermoeide koningshuizen, perverse sektes, in een boek dat leest als een trein. Een hele opluchting na het postmodernisme light van The Cloud Atlas, waarvan hij het ambacht van de schrijver wel kon appreciëren maar wat uiteindelijk helemaal nergens over ging en waarin een sciencefiction pastiche hem ontzettend irriteerde. In zo’n 90p jaren zeventig pocket met lelijk getekende voorkant zit meer inventiviteit dan alles wat tegenwoordig wordt geprezen als hoogstaande literatuur .

viernes, junio 02, 2006

18. Ajax – Bayern München 1973

Zijn vader kon heel spannend de WK finale van 1974 navertellen. Dat en zijn verwondering over het Ajax van Cruijff zijn eigenlijk de basis van de voetbalideeën die hij zelf nu uitdraagt. Dat Ajax is eigenlijk veel te weinig te zien, die drie seizoenen zijn een gift aan de mensheid, verreweg het mooiste wat Nederland ooit heeft geproduceerd en toch word je altijd afgescheept met dezelfde beelden van de drie finales. Dit soort wedstrijden zouden om twaalf uur ’s nachts herhaald moeten worden omdat het goed voor de opvoeding is. Het is in ieder geval de hoogste tijd om dat Ajax aan het werk te zien op de top van zijn kunnen, want waarom gaat hij eigenlijk nog naar wedstrijden van Ajax anders dan een vervliegende en steeds zwakkere echo op te vangen van dat Ware Voetbal.




7 maart 1973 speelt Ajax in de kwartfinale tegen Bayern München in wat 32 jaar later door L’Equipe zal worden betiteld als de beste Europa Cup wedstrijd ooit, “de beste demonstratie van het Totaal Voetbal.” Daar zal in menig Amsterdams café sinds die tijd over zijn gediscuzeurd. Eigenlijk is meteen duidelijk waarom men zo lyrisch over dat Ajax spreekt, waarom er voor hem ook zo weinig aan valt toe te voegen. Ajax speelt snel, met een verbazingwekkend collectief technisch niveau (verdedigers als Suurbier, Blankenburg, Krol bezitten allemaal een subtiele traptechniek), een wil om naar voren te voetballen en een gebrek aan angst om risico te nemen in de passing (ballen die uit de lucht in een keer diep worden gespeeld), eigenlijk een gebrek aan angst voor balverlies. Dat is waarom Bayern eigenlijk al bij voorbaat een verloren wedstrijd speelt (los van het feit dat Der Kaiser angstvallig achter blijft en er dus geen ideeënman is voor de aanvallende lijnen), Ajax beheerst het middenveld compleet, onderschept keer op keer passes.

Er is even een fase in de eerste helft dat Bayern in de wedstrijd komt, vooral dankzij Breitner maar als het te gevaarlijk dreigt te worden, draaien de rood-witten (en wat voor een rood-wit, Le Coq Sportif natuurlijk, diep rode baan, mooiste Ajax shirt ooit) een tandje bij. Ajax is op bijna depressieve wijze superieur, de bal kent geen geheimen voor dit elftal en ze hebben geduld, doelpunten komen vanzelf (en anders weten ze dat ze de return gewoon winnen.) Het Totaal Voetbal is geen mythe. Elke speler is op verschillende posities te vinden, Suurbier scoort bijna als spits met een prachtige effectbal de openingstreffer, Cruijff begint als libero aan aanvallen, het veld is lang en dan opeens is het ontzettend druk rond de bal en eindigt er weer een aanval in buitenspel.



Alle doelpunten vallen in de tweede helft en ze lijken zo logisch. Zo onafwendbaar (terwijl aan de basis van de 1-0 een blunder van Maier ligt waardoor Haan de bal in open goal kan schieten.) Mooiste is de 2-0 van Mühren een volley van afstand die in de kruising verdwijnt (al is dat niet bewezen want de camera zwiept net te laat met de bal mee om het doelpunt in volle glorie te tonen.) Daarna wordt met twee prachtige kopballen (weer Haan en Cruijff) Bayern heel droog de les gelezen. Wat je doet afvragen hoe de Duitsers zich na die wedstrijd voelden? Vernederd? Machteloos? Zoals Real Madrid en Juventus zich daarna voelden? In ieder geval blijft altijd die vraag knagen: had dit Ajax niet Real Madrid moeten evenaren, zoals Gerrie Mühren ooit suggereerde dat ze als ze bij elkaar waren gebleven tot ver in de jaren zeventig de Europa Cup I hadden gewonnen. Van dit Bayern hadden ze waarschijnlijk weinig last gehad want dat is in principe hetzelfde elftal wat daarna de macht in Europa over neemt (wat een devaluatie!)

Wat hem soms afleidt van het voetbal is dat onbestemde gevoel. Alsof 1973 door het scherm komt zetten, die kleuren en licht, de kleur van het gras van het Olympisch Stadion (op deze donkere, van videoband op videoband op DVD, bijna droomachtige opname de lichtbron en daardoor nog groener dan normaal), het andere geluid van het publiek (toeters) voelen sowieso als thuis. Nee, het is iets veel heftiger, alsof de hele tijdgeest tastbaar is, je door de muren van het stadion kan gaan, andere auto’s ziet rijden, precies de complete ervaring van de stad uit zijn vroegste jeugd kan voelen, een totaal ander Amsterdam, met een bepaalde naïviteit die hij nooit kan losweken van zijn eigen kindblik. 10-15 minuten fietsen, over de Amstelveense Weg, door het Vondelpark naar de Marnixstraat en daar ligt een bijna tweejarige jongen ongetwijfeld vredig te dromen.

sábado, mayo 20, 2006

17. A.S. Saint-Etienne – Dynamo Kiev 1976

Een DVD kopie van de complete wedstrijd op de kop getikt die in Frankrijk bij de autobiografie van Dominque Rocheteau werd geleverd. Een dag nadat hij betaald had werd de gebruiker van eBay verwijderd wegens het aanbieden van door copyright beschermde goederen. Twee dagen later vindt hij de DVD in de bus. Er zijn nog eerlijke mensen, altijd een prettige conclusie.

Waar te beginnen? Het Geoffroy Guichard Stadion, een iets groter uitgevallen (en dan al compleet overdekte) versie van De Meer maakt zijn bijnaam Le Chaudron (de ketel) waar want maakt gedurende de gehele wedstrijd een enorme herrie. Meteen mooie details: fans die op het dak zijn geklommen om de wedstrijd te zien. 17 maart 1976, de return van de kwartfinale Europacup I, waar de heenwedstrijd in 2-0 is geëindigd in het voordeel van Dynamo Kiev (toen al onder leiding van grootmeester Lobanovski*), houder van de Europacup voor Bekerwinnaars, op dat moment de favoriet voor de eindzege in het toernooi sinds Bayern München in de Europese Supercup tweemaal van de mat is geveegd. Met in de gelederen de Europese voetballer van het jaar Oleg Blochin. Kortom, Saint-Etienne wacht een lastige taak.

De spanning-in-het-moment maakt een legendarisch wedstrijd en die is onmogelijk te reproduceren. Kiev verdedigt en loert op de counter en Saint-Etienne valt de eerste helft braaf aan zonder dat de paar kansjes worden verzilverd. Die eerste helft is vanuit de toekomst fascinerend in hoe het voetbal er uit ziet: de haren, de shirts, de kalme arbiter die in 120 minuten geen kaart trekt, het terugspelen op de keeper en eindelijk snapt hij waarom Larqué, in de finale van Glasgow een wat melancholische speler, de aanvoerder is van dit Saint-Etienne, een typische jaren zeventig spelverdeler die veelvuldig de bal met de buitenkant voet speelt (waarom is die traptechniek zo zeldzaam geworden?)

De eerste helft eindigt in 0-0 en dus begint de tijd te dringen. Bovendien kruipt Kiev steeds meer naar voren, klaar om het karwei definitief te klaren. Dan wordt duidelijk dat een mooie voetbalwedstrijd meer dan om goed spel** en prachtige doelpunten gaat om narratief. Een bepaalde generatie Fransen weet, zoals ze bepaalde dichtregels uit hun hoofd kennen, dat Blochin na een lange solo, vanaf de rand van het strafschopgebied een open kans heeft om te scoren maar toch nog kapt (om de bal voor zijn goede been te leggen?) wat Lopez de kans geeft om met een wanhopige tackle de bal af te pakken. Nu zie je een noodzakelijke narratieve ruimte, een opening in het veld, een opening ook als in een collectieve zucht van verlichting, verwondering misschien bij de spelers van Kiev dat Blochin niet scoort, die doorkruist wordt door een snelle tegenaanval en die eindigt bij Revelli die het noodzakelijke “doelpunt van de hoop” scoort (zonder dat soort doelpunt, een brug, geen narratief van een wonderlijke comeback.)



In de 72e minuut de gelijkmaker. Een vrije trap vlak bij het strafschopgebied die Jean-Michel Larqué met een zwiepende trap langs de muur en de zich uitstrekkende keeper schiet. Dan begint de uitputtingslag (fysieke uitputting, een belangrijke factor in het heroïsche voetbalnarratief), Larqué raakt geblesseerd en daarmee zijn de wissels (twee in die tijd) op. Rocheteau, die hem nog het meeste doet denken aan een introverte Tscheu La Ling, een voetballer van geniale momenten en verdwijningen, raakt geblesseerd maar moet verder spelen. Voorbode van toekomstige tragedie: Rocheteau blijft ook in de halve finale tegen PSV “geraakt” spelen, waardoor hij uiteindelijk niet kan starten in de finale.

Dynamo Kiev (zou die wedstrijd eigenlijk in de Sovjet-Unie rechtstreeks op televisie zijn uitgezonden? Hoe deed men dat destijds?) begint de verlenging vol frisse moed, ze hebben minder met krachten moeten smijten en er zijn flitsen waarin je hun vermaarde positiespel en snelle passing ziet. Saint-Etienne wankelt, zeker wanneer een kopbal door keeper Curkovic in een reflex tegen de paal wordt geduwd en via de binnenkant weer terugstuitert in zijn armen. Even later riekt een tackle binnen het strafschopgebied naar een penalty. Dan is er acht minuten voor het einde van de verlenging een prachtige dribbel van Patrick Revelli die vervormt wordt tot een voorzet die eindigt voor de voeten van Rocheteau, die eerder uitgeput op het veld lag en zich als in een koortsdroom door die fase heeft moeten bewegen en die de bal in het doel ramt. 3-0. Het narratief volbracht. Belangrijk: het heroïsche narratief moet op dat moment benoemd worden (taak van de commentator.)



* De wedstrijd wordt met twee camera’s gefilmd. De meest gebruikte, de hoge, voor het spel zelf en een op veldniveau voor dode spelmomenten. De trainers Lobanovksi en Herbin zijn nooit in beeld (geen mogelijkheid om dus te zien of Lobanovski toen ook al zo zenuwachtig heen en weer bewegend de wedstrijd volgde.) Er is geen cultus van persoonlijkheid, geen interesse in individueel drama, zeker ook geen voor- of nabeschouwingen. Een bijna pure, afstandelijke registratie.

** Saint-Etienne speelt in de Franse voetbalgeschiedenis een beetje een vergelijkbare rol met Ajax, de brengers van het modernisme in het voetbal aan de vooravond van het mediatijdperk. Zowel Lobanovski en Herbin waren op hun manier erg beinvloed door het totaalvoetbal van Ajax maar het is ook duidelijk dat Ajax van een uniek niveau was waar alleen het Real Madrid van Di Stefano aan kan tippen. Saint-Etienne speelde vanuit een bijna onneembare defensie met Lopez, de steeds opkomende libero Piazza en de back Janvion als fantastische mandekker. Het middenveld werd beheerst door de flegmatieke maar zeer technische Bathenay en Larqué. Wat Saint-Etienne uiteindelijk kwetsbaar maakte was de aanval waar Rocheteau de hulp van een echte afmaker miste. Die krijgt een paar jaar later vorm met Rep, waar Platini een cruijffiaanse rol zou gaan spelen. Maar een zekere naïviteit, een periode van de ontdekking van de eigen kracht was toen al voorbij. Het is een fascinerende vraag, die alleen beantwoord kan worden door mensen die het team destijds regelmatig hebben zien spelen, waarom dat latere Saint-Etienne niet veel succesvoller is geweest dan haar potentieel deed vermoeden (zijn hypothese is dat de controle en dominantie van Piazza een cruciaal verlies was.)

martes, mayo 16, 2006

16. Hoe die kleur groen te omschrijven?



Je kan pas juichen wanneer de postbode daadwerkelijk langs is geweest. Bevrijding. Hij had eigenlijk niet verwacht dat het ooit zou lukken maar wanneer hij het eindelijk aantrekt voelt hij in een flits euforie (waar hij geen controle over heeft en wat helaas ook meteen is verdwenen...is dat de extase van narratief dat materialiseert en op het lichaam gedragen kan worden?): het mooiste voetbalshirt ooit. Saint-Etienne 1980-1981. Het laatste kampioenschap en ook het seizoen van de legendarische 0-5 overwinning tegen HSV in de UEFA cup (die ze natuurlijk niet wonnen, dit was immers ten tijde van de tirannie van het Engelse clubvoetbal, ze vlogen er de volgende ronde kansloos uit tegen de latere kampioen Ipswich Town.)

Er heeft serieus werk in gezeten. Bijna negen maanden studie naar tekens van authenticiteit, prijsbepaling, leren omgaan met de typische bewegingen op eBay, het frustrerende wachten totdat veilingen aflopen, idioten die prijzen al dagen van tevoren opdrijven en weer wachten tot een nieuw shirt verschijnt. Hij kent nu de eenzaamheid van de otaku, zo diep in tekens, in obsessies duiken, een kennis/verlangen die alleen met een handvol andere otaku kan worden gedeeld (en welke? Zeker niet de shirtjesfetisjisten...het moeten estheten zijn die voetbal als narratief zien.) Aan de vooravond van het dertigjarige jubileum van de finale van Glasgow ging het eindelijk goed. Wat overheerst is eigenlijk verwondering, niet zozeer over het behalen van het doel, als wel het tastbaar worden van een wens door manipulatie van (draadloze) bits. Nog een vreemde gewaardwording: wanneer hij de foto hierboven ziet denkt hij onwillekeurig nog steeds "mooi shirt, wat zou ik er graag een wil hebben."



Hij kan zich voorstellen dat onder de spelers ontevredenheid was ontstaan over het vorige shirt en dat via de club met Le Coq Sportif is gecommuniceerd over een vriendelijker shirt voor in het Franse klimaat. Het voetbalseizoen begint in Frankrijk ontzettend vroeg, in 1980 op 24 juli. Er zijn elftalfoto’s waarop het lijkt alsof ze zijn gefotografeerd na een wedstrijd, bezweten koppen, natte shirts. En dat in de warm weer variant van het shirt, dat korte mouwen heeft en een open kraag.

Vreemd trouwens dat Ajax nooit een variant als uitshirt heeft gedragen (Monaco speelde bijvoorbeeld in een rode versie en toevallig ontdekte hij op een foto van Van Bastens eerste wedstrijd dat NEC ook in een horizontaal gestreept Le Coq Sportif shirt speelde.) Misschien iets te avontuurlijk voor het enigszins conservatieve instituut Ajax?

edit: maar toch wel, al moet het heel kort zijn geweest. Hier Rijkaard in het begin van zijn carrière. Bijna hetzelfde soort shirt maar let wel op het verschil: de v-hals.



Mooie compilatie met Platini goals (ook bij Nancy) met o.a. zijn goals tegen HSV (7:00), de vrije trap tegen PSV (4:22) en de merkwaardige stift tegen Brest (zo rond 3:46, als een biljartbal rolt die bal over de lijn.)

Volgende en hopelijk laatste in de reeks: aan analyse van de return kwartfinale ECI 1976: Saint-Etienne – Dynamo Kiev

viernes, mayo 12, 2006

15. Les Poteaux Carrés

In een reeks van Saint-Etienne gerelateerde observaties. De finale van Les Poteaux Carrés vond vandaag precies dertig jaar gelden plaats. Vandaag ook voor het eerst opgezocht wat die term nou eigenlijk te maken heeft met een voetbalfinale. De Vierkante Palen. Hampden Park had nog vierkante houten doelpalen in plaats van ronde waardoor de pech van Les Verts in de finale onlosmakelijk verbonden is geraakt met die term.



Dertig jaar geleden dus begon het aftakelingsproces van het modernisme in voetbal echt goed op gang te komen, nadat het in München 1974 tot een halt was geroepen. En dan loopt het van Sevilla 1982 rechtstreeks naar de puinhopen van Heizel.

Toevallig ook vandaag een van de beroemdste doelpunten uit het Franse voetbal gevonden. Bathenay’s sublieme gelijkmaker tegen Liverpool in 1977 (met supercool juichen.) Het had iedereen veel ellende bespaard als ze die wedstrijd niet in de laatste zes minuten uit handen hadden gegeven. En dan had hij niet zo'n vervloekte voetbalnostalgicus hoeven zijn.

miércoles, abril 26, 2006

14. ”De genezing van een tumor”



Slang van jaren geleden dat hij binnen een zeer select gezelschap bezigde: tumor als term voor een obsessie. Een van de grootste is vandaag genezen: hij bezit eindelijk een authentiek Le Coq Sportif Saint-Etienne shirt (bijna alsof het vers uit de winkel komt.) Pure blijheid zonder de gebruikelijke teleurstelling. Ook al zal hij het shirt uiteindelijk weinig dragen. Hij houdt eigenlijk niet zo van het dragen van voetbalshirts of bandshirts, hij is wat dat betreft een Spanjaard, een polodrager.

Ze hebben waarschijnlijk een seizoen dit model gedragen, namelijk 1979-1980 (met aan het begin van het seizoen een variant met Super in het geel.) Een seizoen met voor Les Verts na 1977 de gebruikelijke ups en downs. Tegenvallende prestaties in de competitie, Platini gehaald van Nancy. Rep. Larios die toch voetballer van het jaar 1980 wordt. En natuurlijk de legendarische 6-0 tegen PSV in de UEFA cup.



Wat maakt dit nu een mooi shirt? Het is net niet zo mooi als wat er na zou komen, de gestreepte (semi-polo) variant maar heel veel maakt het niet uit (al was het door die briljante kleur groen.) Het gaat natuurlijk om eenvoud, in wat het niet zegt: geen anderskleurig streepje op nek of polsen, geen clubsymbool. Het lettertype en hoe die twee accenten zijn verwerkt. Qua model de voorloper van de Italiaanse Kappa stijl waarmee AS Roma een paar jaar geleden furore maakte (geen dracht voor chronische bierdrinkers dus.) En compleet kunststof, waarschijnlijk een ramp om bij mooi weer in te spelen maar wel lekker op een regenachtige herfstdag ergens uit bij Metz of Nantes.

En zoals bij al die Franse shirts mysterieuze reclame. Wat is Super Télé? Wat is Europe 1, KB Jardin, RMC, Malardeau? Opkomende media, lokale radiostations, televisiezenders?

Dat is een van redenen dat Franse voetbalshirts zo verleidelijk zijn. Ze zijn in de basis al mooi (Adidas maakte toen ook prachtige shirts) maar ze zijn ook het product van een overgangsfase. Al vroeg in de jaren zeventig was het franse voetbal bezig met commercie, vaak charmant lokale reclame op shirts (met bijvoorbeeld het vreemde gebruik dat teams in de Coupe de France verplicht in Adidas speelden en met de sponsor van het toernooi in plaats van de clubsponsor.) Vandaar dat je Franse shirts uit de jaren zeventig relatief makkelijk kan vinden in vergelijking met andere landen. In zijn jeugd kon hij bij De Meer alleen maar ansichtkaarten en een poster kopen. Iets later was er een sportwinkel in Amsterdam waar je een Ajax trainingspak kon aanschaffen maar een normaal Ajaxshirt werd pas midden jaren tachtig voorzichtig haalbaar.

Het etiket kraait Le Coq Sportif: 1ere marque europeene. En dat is natuurlijk instant nostalgie naar een tijdperk waarin het merk inderdaad het meest vooruitstrevende en mooiste voetbalmerk was. Voordat het werd weggevaagd in de Adidas – Nike strijd waardoor voetballers er tegenwoordig niet uit zien.

lunes, abril 24, 2006

13. Love’s Body

“Get the nothingness back into words. The aim is words with nothing to them; words that point beyond themselves; transparencies, empty words. Empty words, corresponding to the void in things.”





Nog zoiets waar hij jarenlang naar op zoek was totdat hij bij amazon.com moeiteloos 2e hands voor 1 dollar een eerste editie paperback kon ophalen (het tijdperk is aangebroken voor de oplossing van al zijn obsessies.) Norman O. Browns Love’s Body (1966) de opvolger van een van zijn favoriete theorieboeken Life Against Death dat hij ergens in 1992 las. Love’s Body is misschien het ultieme jaren 60 boek, een verzameling aforismen (en zo schrijven zijn andere favorieten uiteindelijk ook: Wilde, Nietzsche, Barthes) die kwistig gebruik maakt van citaten uit psychoanalytische werken, filosofie, De Bijbel, Oosterse religie, McLuhan, William Blake, Joyce, Duitse en Franse dichters om zo een totaal uitzinnig Dionysisch-Katholiek-Psychoanalytisch wereldbeeld te vormen. Hij vindt het eigenlijk wel zoiets als de waarheid benaderen. Freud was een radicaal maar wat hem nog het meeste verbaast aan Love’s Body hoe extreem de generatie na hem was, Klein, Roheim, Ferenczi en Fenichel…denkbeelden waar je nu niet meer mee moet aankomen.

Het is een boek waar hij nog jarenlang naar zal grijpen, favoriete fragmenten herlezend waar hij het mysterie nog lang niet van heeft ontcijferd.

De vraag die hem tijdens lezing heeft beziggehouden is: wat zou nodig zijn om hem te doen geloven? Een soort Dionysisch Katholicisme is nooit ver weg (al is het protestantisme light van moeders kant niet zonder invloed in zijn doen en laten) Het grootste obstakel is natuurlijk dat hij niet in God gelooft. En toch kan hij een soort psychedelisch katholicisme herkennen in Love’s Body waar hij niet ongevoelig voor is maar waar in een persoonlijk eisenpakket geen paus wordt erkend, de Apocalyps als een fabeltje wordt afgedaan evenals de hemel en hel (zodra er sprake is van straf haakt hij af.) Hij is kortom erg gecharmeerd van het idee van het Koninkrijk Gods als een direct realiteit, in het nu, toegankelijk tijdens het leven.



Ergens voelt hij dat in de jaren zestig een kans is gemist om een futuristisch Christendom te scheppen, een psychedelische reformatie als het ware (de referentie is altijd het trippende schizofrene meisje in Altered States: “I felt like my heart was touched by Christ.”) Missen in kerken als de kathedraal van Brasilia, LSD als het lichaam van Christus en muziek van Penderecki, Messiaen, Stockhausen, Coltrane om een goede fusie, teweeg te brengen. Een moleculair christendom.