jueves, julio 05, 2007

60. Daft Punk Live

Op eenzame hoogte de popgroep van de 21ste eeuw. Want types als Beyonce en Timberlake opereren uiteindelijk nog in het Michael Jackson episteme, afhankelijk als ze zijn van de pijlers charisma en dans. Daft Punk is uniek en radicaal, de avant-garde die, hoe hard ze zichzelf ook soms probeert tegen te werken, pop is (zie Sex Pistols maar dan grootser.) Ze opereren in een vreemd gebied tussen futurisme en nostalgie, soms kan hij er niet bij dat mensen onder de dertig er iets van begrijpen (of ten minste de hele ervaring met verwijzingen naar vectorgames, Tron, Knight Rider, Battlestar Galactica, etc.) Aan de andere kant is Daft Punk een bewijs dat de vreugde van muziek, en ‘One More Time’ is in elke vibratie, elke toon, pure viering van Zijn, losgekoppeld kan worden van charisma/persoonlijkheid. Het blijft verbazingwekkend dat ze al tien jaar consequent gezichtloos zijn, het spel spelen volgens de meest radicale leer van underground techno.

Daft Punk in 2007 is natuurlijk een andere groep dan toen hij ze voor het eerst zag spelen in 1998 op New Frontier. Daar waren ze een van de vele acts (naast onder andere Grooverider, Innerzone Orchestra, Kevin Saunderson, Mixmaster Morris, Atari Teenage Riot) op wat achteraf bezien het hoogtepunt van het Nederlandse housefestival is geweest, voordat commercialisering en surveillance toesloegen in combinatie met een wakker geworden drankindustrie. Daft Punk nu is een spektakel. Een toekomstdroom die Kraftwerk en Black Sabbath ergens in 1975 samen hebben verzonnen. Ergens, bedacht hij gisteren, zal er toch in de jaren zestig een science fiction schrijver (Dick? Aldiss? Spinrad?) zijn geweest die dit moeten hebben voorzien?



Vooraf had hij in ieder geval ambivalente gevoelens over een concert op deze schaal. De stadionconcerten die hij in een ver verleden zag (Rolling Stones, Pink Floyd, Bowie, Iron Maiden) waren stuk voor stuk spectaculair maar lieten hem ook uiteindelijk koud. In tegenstelling tot Daft Punk die comfortabel gezien vanaf de tribune net boven het publiek zoiets presenteerde als de ultieme televisie ervaring zonder televisie. Een anderhalf uur durende orgie van licht en geluid zonder wezenlijk narratief, gezicht, boodschap of moraal (alles wat televisie zo godvergeten saai en voorspelbaar maakt.) Dat hij zoiets als “de lichtshow” prijst klinkt als woorden uit het verleden (zeker na Baudrillards verveling tijdens de “meedogenloze techniciteit” van een Stevie Wonder concert in 1984) en het is dan ook lastig uit te leggen waarom Daft Punk wel weten te hypnotiseren. Misschien omdat uit hun, op het eerste gezicht, eenvoudige opstelling zoveel variaties worden getoverd, de magie in kleine vondsten en gebaren is verborgen? Dat tegen het einde hun robotpakken alleen nog maar zichtbaar zijn als oplichtende lijnen is zo’n eenvoudig idee maar weet hem te verwonderen alsof hij een klein kind is.

De muziek? Een glorieuze megamix van hun oeuvre waar het over het algemeen verkeerd begrepen Human After All naadloos in verdwijnt en zelfs pas echt tot zijn recht komt, de riffs zijn immers gemaakt om loeihard de massa te geselen, de vuisten omhoog te dwingen. Aan de andere kant is het de ultieme uiting van KLFs stadion house, house die het hyperreële bereikt en dat is een unieke, ongrijpbare extase. Hun stoïcijnse houding laten ze uiteindelijk ook varen, daarin blijken ze dan toch al te menselijk en ligt meteen het bewijs dat er geen acteurs achter de helmen zijn verscholen (de laatste Warhol/Philip K. Dick stap die ze zouden moeten maken om compleet te radicaliseren is natuurlijk om op hetzelfde tijdstip op verschillende plekken een concert te geven.) En dat is ook goed, er spreekt plezier uit en ook een bepaalde nerdachtige cool wanneer ze afscheid nemen door langzaam hun rug naar het publiek toe te keren zodat op hun rug de Daft Punk logo’s rood oplichten.