viernes, junio 02, 2006

18. Ajax – Bayern München 1973

Zijn vader kon heel spannend de WK finale van 1974 navertellen. Dat en zijn verwondering over het Ajax van Cruijff zijn eigenlijk de basis van de voetbalideeën die hij zelf nu uitdraagt. Dat Ajax is eigenlijk veel te weinig te zien, die drie seizoenen zijn een gift aan de mensheid, verreweg het mooiste wat Nederland ooit heeft geproduceerd en toch word je altijd afgescheept met dezelfde beelden van de drie finales. Dit soort wedstrijden zouden om twaalf uur ’s nachts herhaald moeten worden omdat het goed voor de opvoeding is. Het is in ieder geval de hoogste tijd om dat Ajax aan het werk te zien op de top van zijn kunnen, want waarom gaat hij eigenlijk nog naar wedstrijden van Ajax anders dan een vervliegende en steeds zwakkere echo op te vangen van dat Ware Voetbal.




7 maart 1973 speelt Ajax in de kwartfinale tegen Bayern München in wat 32 jaar later door L’Equipe zal worden betiteld als de beste Europa Cup wedstrijd ooit, “de beste demonstratie van het Totaal Voetbal.” Daar zal in menig Amsterdams café sinds die tijd over zijn gediscuzeurd. Eigenlijk is meteen duidelijk waarom men zo lyrisch over dat Ajax spreekt, waarom er voor hem ook zo weinig aan valt toe te voegen. Ajax speelt snel, met een verbazingwekkend collectief technisch niveau (verdedigers als Suurbier, Blankenburg, Krol bezitten allemaal een subtiele traptechniek), een wil om naar voren te voetballen en een gebrek aan angst om risico te nemen in de passing (ballen die uit de lucht in een keer diep worden gespeeld), eigenlijk een gebrek aan angst voor balverlies. Dat is waarom Bayern eigenlijk al bij voorbaat een verloren wedstrijd speelt (los van het feit dat Der Kaiser angstvallig achter blijft en er dus geen ideeënman is voor de aanvallende lijnen), Ajax beheerst het middenveld compleet, onderschept keer op keer passes.

Er is even een fase in de eerste helft dat Bayern in de wedstrijd komt, vooral dankzij Breitner maar als het te gevaarlijk dreigt te worden, draaien de rood-witten (en wat voor een rood-wit, Le Coq Sportif natuurlijk, diep rode baan, mooiste Ajax shirt ooit) een tandje bij. Ajax is op bijna depressieve wijze superieur, de bal kent geen geheimen voor dit elftal en ze hebben geduld, doelpunten komen vanzelf (en anders weten ze dat ze de return gewoon winnen.) Het Totaal Voetbal is geen mythe. Elke speler is op verschillende posities te vinden, Suurbier scoort bijna als spits met een prachtige effectbal de openingstreffer, Cruijff begint als libero aan aanvallen, het veld is lang en dan opeens is het ontzettend druk rond de bal en eindigt er weer een aanval in buitenspel.



Alle doelpunten vallen in de tweede helft en ze lijken zo logisch. Zo onafwendbaar (terwijl aan de basis van de 1-0 een blunder van Maier ligt waardoor Haan de bal in open goal kan schieten.) Mooiste is de 2-0 van Mühren een volley van afstand die in de kruising verdwijnt (al is dat niet bewezen want de camera zwiept net te laat met de bal mee om het doelpunt in volle glorie te tonen.) Daarna wordt met twee prachtige kopballen (weer Haan en Cruijff) Bayern heel droog de les gelezen. Wat je doet afvragen hoe de Duitsers zich na die wedstrijd voelden? Vernederd? Machteloos? Zoals Real Madrid en Juventus zich daarna voelden? In ieder geval blijft altijd die vraag knagen: had dit Ajax niet Real Madrid moeten evenaren, zoals Gerrie Mühren ooit suggereerde dat ze als ze bij elkaar waren gebleven tot ver in de jaren zeventig de Europa Cup I hadden gewonnen. Van dit Bayern hadden ze waarschijnlijk weinig last gehad want dat is in principe hetzelfde elftal wat daarna de macht in Europa over neemt (wat een devaluatie!)

Wat hem soms afleidt van het voetbal is dat onbestemde gevoel. Alsof 1973 door het scherm komt zetten, die kleuren en licht, de kleur van het gras van het Olympisch Stadion (op deze donkere, van videoband op videoband op DVD, bijna droomachtige opname de lichtbron en daardoor nog groener dan normaal), het andere geluid van het publiek (toeters) voelen sowieso als thuis. Nee, het is iets veel heftiger, alsof de hele tijdgeest tastbaar is, je door de muren van het stadion kan gaan, andere auto’s ziet rijden, precies de complete ervaring van de stad uit zijn vroegste jeugd kan voelen, een totaal ander Amsterdam, met een bepaalde naïviteit die hij nooit kan losweken van zijn eigen kindblik. 10-15 minuten fietsen, over de Amstelveense Weg, door het Vondelpark naar de Marnixstraat en daar ligt een bijna tweejarige jongen ongetwijfeld vredig te dromen.