“Allereerst moeten wij aan deze man zijn coherentie herstellen. Dat is mijn inzet geweest: om de structuur van een bestaan (zo niet van een leven) te hervinden, een thematiek, zo u wilt, of misschien beter: een georganiseerd netwerk van obsessies.”
Het favoriete boek van Barthes zelf (zijn tweede boek uit 1954, waar hij zijn favoriete auteur, de historicus Jules Michelet, als onderwerp neemt) is elegant opgebouwd: veel illustraties (van Michelet, zijn familie, zijn graf, zijn onderwerpen en zoals altijd bij Barthes: een voorbeeld van het handschrift, een huis waar hij graag verbleef, plekken uit de jeugd), biografische lijsten, brieven, teksten over Michelet en daar tussen steeds Barthes die een thema analyseert afgewisseld met een hoofdstuk dat bestaat uit fragmenten van Michelet die het thema verduidelijken.
Wat ontstaat is een mooie draaiende relatie (dans? symbiose?) tussen Barthes en Michelet, want Barthes dringt zich weliswaar niet op, hij is natuurlijk dan al een te groot schrijver om louter afstandelijk Michelet te analyseren en zo ontstaat een prachtige spanning tussen tijdperken en schrijfstijlen. Aan het eind, brengt Barthes het mooi bij elkaar:
“Wij kunnen Michelet niet op een lineaire manier lezen, wij moeten aan de tekst zijn lagen en zijn netwerk van thema’s teruggeven: de verhandeling van Michelet is een soort cryptogram, wij dienen er een net van te maken, en dit net is de eigenlijke structuur van het werk. Hieruit volgt dat geen lezing van Michelet mogelijk is als deze niet totaal is: wij moeten resoluut onszelf lokaliseren in de sluiting.”
Een groot schrijver en origineel denker, dat is duidelijk na lezing. Puur op zinsniveau (hij schrijft net als Barthes sublieme zinnen) maar ook als verteller, een intense inleving in het persoonlijke door de geschiedenis heen, van de anonieme heks die zoekt naar medicinale kruiden tot de macabere rit van Robbespiere naar de guillotine.