“La sombra de Pinochet se fue," zoals een vrouw in Santiago opgelucht stelde. Gelukkig heeft hij nooit onder zo’n regime geleefd. Maar hij heeft wel de angst gekend (Chile was naast kernwapens en kraken een van die terugkerende thema’s in het Amsterdam van de jaren 70, die je zelfs als kind niet kon missen.) Pinochet, en dat is zijn macabere kracht, wist iets van een universele angst te scheppen. Niet zonder precedent (Nazi Duitsland heeft hem eigenlijk alles geleerd wat hij nodig had) maar het haalde een soort fascistische essentie uit een inmiddels stoffige zwart-wit geschiedenis naar het heden. Niet dat het een kleurenwereld was, zijn associatie bij Chile in die tijd was van een grijs land, schaduwen, en schier eeuwig durende nachten. Pinochet schiep zoiets als een ideale nachtmerrie, waar van de ene op de ander dag democratie verdampt, je van je bed gelicht kan worden, elke vorm van zelfbeschikkings, vrijheid, recht verdwenen is, je lichaam aan sadisten wordt overgedragen. Oh, het was de perfecte nachtmerrie.
Dat hij nooit echt is gestraft is jammer, zoals de miraculeuze mislukking van de aanslag van 1986 pijnlijk was. Maar er valt genoeg te vieren. Zijn erfenis ligt in duigen. De naam Pinochet is synoniem geworden voor een bepaald soort kwaadaardigheid, de misselijkmakende neoliberale mythe van “hij was zo goed voor de economie” is inmiddels ontkracht, Zuid-Amerika is linkser dan ooit en Chile lijkt een stabiel land geworden dat het verleden oprecht in de ogen probeert te zien. In die zin was het een moment om te koesteren dat een van zijn slachtoffers, een vrouw nog wel, hem postuum kleineerde door een staatsbegrafenis of nationale rouwdagen te weigeren. Het is een indirect licht van gerechtigheid dat de schaduw van Pinochet definitief wegjaagt.
(Alhoewel er natuurlijk wel wat valt te zeggen voor de actie van Francisco Prats, kleinzoon van de in 1974 vermoorde ex-generaal Carlos Prats, die geduldig in de rij is gaan staan om op de kist van Pinochet te spugen.)