viernes, febrero 03, 2006

1. Saint-Etienne 1976


Hij heeft langlopende obsessies. De meest intense zijn degenen waar hij steeds kleine beetjes informatie voor moet verzamelen om zo langzaam, jaar in jaar uit, een beeld te kunnen vormen. Bij voorkeur ligt het in het verleden (de jaren zeventig) en is het in het bezit van een tragisch element, iets waar hij zijn hoofd over kan breken. Daarom altijd Saint-Etienne. De eerste keer dat hij over Saint-Etienne las was als kind in een of ander boek van voetballegendes. Het lugubere verhaal van een fan van de club die zichzelf uit teleurstelling na de verloren finale van Glasgow met behulp van een vliegtuigmotor onthoofd. Een verhaal dat hij nog wel eens heeft getracht terug te vinden zonder er ook maar een spoor van te vinden (zijn herinnering die niet klopt? Hij heeft altijd een feilloos geheugen gehad voor macabere verhalen.)

Door de jaren heen vormt iets als liefde voor een club die hij nooit had zien spelen voorbij een enkele flits. Waar door de jaren heen sommige van zijn favoriete voetballers hebben gespeeld (Platini, Rep, Battiston, Genghini, Rocheteau) maar dat hij alleen verhaald kent. Bij foto’s fantaseert hij wedstrijden, een perfect voetbal. Het kan niet meer kapot gemaakt worden, het is mythologie. Wanneer zich dan eindelijk de mogelijkheid voordoet om de Europacup I finale van 12 mei 1976 te aanschouwen twijfelt hij even. Zal hij niet alles, zijn voorzichtig geweven web van woorden, beelden en fantasie kapot maken door de wedstrijd te zien? Zal Bayern München (waarom precies zij?) niet gewoon opeens terecht winnen? En moet je wel kijken als je weet wat er gaan gebeuren? Natuurlijk. Je weet immers ook dat Achilles zal sterven, je weet dat de Godenschemering gaat plaatsvinden.

De kleur van het beeld, het licht van een lenteavond in de jaren zeventig en dan ziet hij het groen van de shirts. Knallend. Le Coq Sportif (zie het contrast met die oerdegelijke Adidas shirts, zo saai als het voetbal van Bayern.) Het is lange tijd aftasten, Beckenbauer (alweer verwondert hij zich over zijn meesterlijke techniek en overzicht) heeft alles onder controle, maar Bayern is eigenlijk niet veel meer dan Der Kaiser en zijn negen dravende onderknuppels. Bij Saint-Etienne valt Oswaldo Piazza hem op, een boomlange Argentijn die steeds vanuit de verdediging mee komt aanvallen. Dan komen de kansen, eerst een paar kopballen die in het niet vallen bij de 34ste minuut.

Bathenay krijgt de bal op zo’n 25 meter afstand van het doel en zijn schot heeft een wonderbaarlijke curve die zowel de kijker als Sepp Maier compleet verrast. Maier staat, zoals dat heet, aan de grond genageld en kijkt hoe de bal buiten zijn bereik de onderkant lat raakt…en terug het veld in stuitert waar Revelli zo schrikt van de open kans dat hij slap in de handen van Maier kopt. De afstand van dertig jaar is plotseling verdwenen (hij heeft door de verrassing zichzelf in het haar gegrepen alsof hij naar een livewedstrijd kijkt.) Er volgen nog meer kansen, Santini kopt tegen de lat en dat is vragen om problemen. Wanneer de spelers met de rust het veld aflopen ziet hij een speler van Saint-Etienne een teleurgesteld gebaar maken. We hadden voor moeten staan.

Saint-Etienne maakt precies één fout. Piazza pakt de bal af van (de verder compleet onzichtbare) Müller die maar van ellende een schwalbe doet. Scheidsrechter fluit. Terwijl Saint-Etienne niet oplet met het muurtje opstellen legt Beckenbauer snel de bal neer en Roth schiet de bal loepzuiver langs Curkovic. Piazza blijft naar voren stormen maar Bayern is op een aspect superieur: het fysieke uithoudingsvermogen. De geblesseerde Rocheteau komt nog 8 minuten voor het einde in het veld en laat nog wat onnavolgbare dribbels zien. In de allerlaatste minuut krijgt Revelli nog een open schotkans maar hij schiet van vermoeidheid? paniek? recht op Maier af. En dan is het afgelopen. "Jammer, het is ook maar een voetbalwedstrijd", denkt hij, totdat hij tussen de feestende Bayern spelers, Christian Lopez het beeld uit ziet lopen, die zijn handen bij de mond houdt en zich realiseert wat ze uit handen hebben gegeven. Nog iets wat hij nooit heeft meegemaakt: wanneer Beckenbauer de beker in ontvangst neemt klinkt een massaal fluitconcert.

Het seizoen daarop laat Saint-Etienne op Anfield in de laatste vijf minuten een zekere kwalificatie voor de halve finale uit handen glippen waardoor hun tweede poging nooit zal plaatsvinden. Het latere elftal rond Platini is (ondanks een paar legendarische monsteroverwinningen, waaronder die 6-0 tegen PSV) te wispelturig om het in Europa ver te schoppen. Dan raakt ook de stad zelf in problemen. Manu France, voorheen shirtsponsor en als mijnbedrijf essentieel voor de werkgelegenheid in de regio, gaat failliet. Vrijwel direct na het vertrek van Platini naar Juventus raakt de club in een financieel schandaal betrokken waardoor alle goede spelers verkocht moeten worden. Saint-Etienne is sinds 1981 nooit meer kampioen geweest. In zekere zin bestaat de club niet meer.

Nu is alles zichtbaar en weet hij dat het onmogelijk is om nog zo’n mythologisch intensiteit te creëren rond voetbal. Er is geen afwezigheid meer om de fantasie, het verlangen, op te projecten. Bovendien zagen de shirts er toen mooier uit, waren voetballers cooler en was het spel zelf leuker, technischer zonder dat domme gedraaf wat tegenwoordig de norm is.

Als laatste altijd de vragen: hoe zag zijn 12e mei 1976 eruit? Een dag waar hij geen enkele bewuste herinnering aan bezit (heeft zijn vader die avond de wedstrijd gekeken? Heeft hij hem na het voorlezen gezegd: “ik ga straks een voetbalwedstrijd kijken?”) En altijd, altijd: hoe zou, niet alleen het voetbal, maar de wereld eruit zien als Saint-Etienne had gewonnen?